Uit het manuscript van Fernando Oliveira: ‘Viagem de Fernão Magelhães’ (De reis van Ferdinand Magellan), nagelaten door de Nederlandse geleerde Isaac Vossius aan de bibliotheek van de Universiteit van Leiden. Wie was Isaac Vossius?
Isaac Vossius (Leiden 1618 – Londen 1689) was de zoon van de Gerard Johannes Vossius (bekend van de Universiteit van Amsterdam en het Vossius Gymnasium).
Zoon Isaac heeft veel gereisd en gestudeerd in Europa en werd eerst stadsbibliothecaris in Amsterdam. Daarna gaf hij in Zweden les aan Christina I, een geleerde vrouw die als zesjarige koningin werd van Zweden. Christina was een verwoed verzamelaar van handschriften en Vossius verkocht ook de boeken van zijn vader aan haar. Vossius werd hofbibliothecaris in Uppsala en later ging hij met Christina naar Antwerpen, waar hij van haar als salaris veel manuscripten kreeg. De humanist Vossius keerde terug naar Den Haag en werd later nog kanunnik in Windsor.
Na zijn dood werden ruim 4.000 zeldzame handschriften en boeken uit zijn bibliotheek verkocht aan de Leidse Universiteit.
Vervolg van Fernando Oliveira’s ‘Viagem de Fernão Magelhães’:
April 1520 – Monte de Christo
Nadat ze de baai hadden verlaten zeilden ze een nog aantal dagen langs de kust en ontdekten toen een rivier met een goede maar nauwe monding. Ze voeren er naar binnen en vonden een geschikte plek om voor anker te gaan, die bescherming bood tegen de winden van de zee. Vanwege die reden noemden ze het de rivier van St. Julian [Rio de São Gião], de sint die ze hadden aangeroepen om hen naar een goede haven te leiden. En omdat dat inderdaad was gebeurd gingen ze op de eerste zondag allemaal aan wal, waarop een priester die in hun gezelschap was de mis voor hen zei, die ze met veel vroomheid en geestelijke vreugde bijwoonden, omdat het al zoveel dagen geleden was dat ze daartoe in staat waren geweest. Het was nu de maand april van 1520, negen maanden nadat ze uit Sevilla waren weggevaren. Na afloop gaf de kapitein-generaal een aantal mannen de opdracht om naar de top van een hoge berg te gaan die daar in de buurt was, en op die plek een kruis op te richten. Hij noemde die plaats de Monte de Christo.
Tijdens hun verblijf in de rivier van St. Julian smeedde João de Cartagena plannen om Ferdinand Magellan te vermoorden. Met dat doel kocht hij ook de kapiteins Gaspar de Quesada en Luis de Mendoça om, met nog veel andere mannen van de vloot. Op een maandagmorgen ontmoetten de drie samenzwerende kapiteins elkaar aan boord van het schip San Antonio en ze overmeesterden Alvaro de Mezquita die daar aan boord was en een neef was van Ferdinand Magellan. Ze namen ook de stuurman gevangen en doodden de bootsman van het schip omdat die trouw bleef aan Ferdinand Magellan. Maar de admiraal werd zich bewust van de muiterij die op het schip San Antonio plaatsvond en gaf een aantal van zijn mannen het bevel om in zijn eigen sloep naar het schip te gaan en te kijken wat er gebeurde.
Toen de sloep de San Antonio naderde verbleven de kapiteins benedendeks waar ze Alvaro de Mezquita en de stuurman gevangen hielden, daarom hadden ze niet gezien dat de sloep onderweg was. Maar de bemanning van het schip had het wel opgemerkt en ze vertelden degenen in de sloep wat er was gebeurd. Daarom gingen ze terug en vertelden het aan kapitein-generaal Ferdinand Magellan. Toen hij op de hoogte was van de gang van zaken, wachtte hij rustig tot het donker werd om te kijken wat ze zouden gaan doen. Hij zei tegen zijn mannen dat ze zich gereed moesten houden om te hulp te komen als dat nodig was. Zodra het nacht was stuurde hij dertig mannen naar het schip de Victoria, met als opdracht een brief naar de kapitein van het schip Luis de Mendoça te brengen.
Terwijl ze de brief aan hem overhandigden moesten ze hem doden en vervolgens het schip naast dat van hem voor anker laten aan. Dat deden ze zonder problemen te ondervinden, omdat bijna de hele bemanning van het schip trouw was gebleven aan Magellan. Maar hoewel de hele kwestie al bijna leek opgelost, omdat ze zagen dat de Victoria het vlaggenschip naderde, zei Ferdinand Magellan tegen zijn mannen dat ze op hun hoede moesten zijn, om te voorkomen dat de muiters hem nog eens zouden bedriegen of er gedurende de nacht vandoor zouden gaan. En inderdaad, dat was precies wat João de Cartagena van plan was met de San Antonio, en daarom had hij al opdracht gegeven om de ankers te lichten.wordt vervolgd …