‘Jezus en Petrus bezoeken de Filipijnen’
Een vertaling van het satirische verhaal ‘The Lord Gazes at the Philippine Islands’ uit de bundel ‘Rizal’s Prose’.
Gratis e-book voor Apple Books
of ontvang het e-book als epub voor de e-reader via de mail,
of download het e-book als pdf:
Een kort voorproefje:
God keek naar de aarde en zijn blik viel toevallig op een groep eilanden, waarvan de meeste bergachtig waren, omringd door stormachtige zeeën en geschokt door krampachtige bevingen, alsof ze waren bedekt met kwikzilver. En God zag mensen van verschillende rassen en kleuren, sommige met rokken en andere met pofbroeken. Mensen van wie de kruin van hun hoofd was kaalgeschoren, met rondom nog een kringetje haar, terwijl de hoofden van anderen juist net andersom waren geschoren, met een grote lok haar in het midden, zo lang als die van vrouwen. En allemaal maakten ze rare capriolen en zeiden ze een hoop onzin, die ze aan Hem toeschreven, de Eeuwige Vader, en anderen maakten nog meer capriolen en spraken nog meer nonsens, in het geloof dat ze Hem een plezier deden. De Eeuwige Vader dacht dat Hij visioenen kreeg. Hij zette zijn bril recht en keek nog eens aandachtiger.
Hij zag dat een paar mannen die leefden zonder iets te doen de anderen onderdrukten en tot slaaf maakten, ze kleineerden en voor de gek hielden, en daarmee nog steeds niet tevreden, ze ook nog beledigden en bespotten. Maar wat de Eeuwige Vader nog het meest verbaasde was dat hij zag dat ze allemaal ontevreden waren en eerlijk gezegd de onderdrukkers nog meer dan de onderdrukten.
‘Hemeltjelief, hemeltjelief!’ mompelde Hij hoofdschuddend vol afkeer en hij streek over Zijn baard. ‘Het lijkt erop dat het niet goed gaat daar op die kleine eilanden.’
‘Hé, kom hier!’ voegde hij er met luide stem aan toe, roepend naar de aartsengel Gabriel die vlakbij langsliep.
Gabriel kwam naar Hem toe.
‘Ken jij de naam van die groene eilanden die daar beneden verspreid liggen, met rare bewoners en nog gekkere gewoontes?’
Gabriel keek ernaar.
‘Natuurlijk!’ riep hij. ‘Want ik had daar vroeger een tempel en een plein!’
‘Jij, kleine Gabriel, heb jij daar een tempel en een plein?’ riep de Eeuwige verbaasd. ‘Jij veroorlooft je dergelijke luxe …?’
‘Bah! Ze hebben het me al weer afgenomen! Ze hebben het aan een monnik gegeven. Daar komt alles in handen van de monniken!’
‘Monniken zei je? Wat is dat voor beest?’
‘Nou … een monnik, een monnik is iets dat moeilijk is uit te leggen,’ antwoordde Gabriel verward. ‘Een monnik … dat is nou net de quid. Ik snap het zelf ook niet!’
‘En wat is de naam van die kleine eilanden?’ vroeg God, heel nieuwsgierig naar de aarde turend.
‘Nou, de Filipijnse eilanden!’
‘Aha! Dus dat zijn de beruchte Filipijnen waar zoveel over te doen is … Maar, vertel me eens, waarom hebben ze een Spaans klinkende naam als hun bewoners, volgens wat ik zo hoor, die taal niet spreken?’