Jeugd
José Rizal werd op 19 juni 1861 geboren in Calamba in de provincie Laguna, op het eiland Luzon in de Filipijnen. Zijn ouders, vader Francisco Rizal Mercado y Alejandro en moeder Teodora Alonso Realonda y Quintos, pachtten een hacienda en rijstvelden van de dominicanen – de kerkorde die in die omgeving de macht in handen had. Daarmee was de familie behoorlijk welgesteld. Als 7e van de 11 kinderen in het gezin kreeg hij als volledige naam: José Protasio Rizal Mercado y Alonzo Realonda.
In 1872, toen José 11 jaar was, veranderde niet alleen zijn kleine wereld in de provincie, maar ook de wereld om hem heen.

Na een opstand in de havenstad Cavite werden drie onschuldige Filipino priesters ter dood veroordeeld. In hetzelfde jaar werd zijn moeder onschuldig veroordeeld en bracht twee jaar door in de gevangenis. Tot slot ging José op 11-jarige leeftijd naar Manila om daar te gaan studeren.
José was een actief en leergierig kind. Thuis kreeg hij een tweetalige opvoeding: op 3-jarige leeftijd kende hij het alfabet en toen hij 5 jaar was kon hij al Spaans lezen en schrijven. De eerste jaren leerde hij vooral van zijn moeder, die was opgeleid in Manila.
Op 9-jarige leeftijd ging hij voor het eerst naar school, in Biñan waar zijn oom José Alberto woonde.
Student in Manila
José ging studeren aan het Ateneo Municipal van de jezuïeten. Hoewel hij nog klein waas van gestalte en er jong uitzag voor zijn leeftijd, werd Jose al gauw een van de beste studenten en leider van een groep.
Op school onderscheidde hij zich door een strak schema aan te houden van studeren, lezen, sporten en vrijetijd voor zijn hobby’s, zoals tekenen en schrijven. Hij las veel, ook buitenlandse literatuur en schreef ook graag gedichten, zoals The embarkation, a hymn in honor of Magellans Fleet (in 1875) en Education (1876). Als student dacht hij na over de maatschappelijke omstandigheden, gelijkheid en vrijheid: zaken die je niet op school leerde bij de jezuïeten.
In 1876 behaalde hij zijn diploma met de hoogste eer. Als vervolgstudie aan het Ateneo koos hij landmeetkunde.
Daarnaast begon hij aan de Universiteit van Santo Tomas, waar hij in 1877 slaagde als voorbereiding op een universitaire studie. Hij koos voor een studie medicijnen, met als specialisatie oogheelkunde. Ook omdat er veel oogziekten en blindheid voorkwamen in de Filipijnen en er nog geen gespecialiseerde oogartsen waren.
Maar in die jaren bleef hij ook schrijven en nam hij deel aan een aantal wedstrijden. In 1879 won hij de 1e prijs in een wedstrijd met het gedicht To the Philippine Youth. Een jaar later schreef hij het toneelstuk Beside The Pasig voor het studententoneel, waarin een duivel voorkomt die zich uitspreekt tegen de Spaanse politiek.
Door zijn publicaties – ook al waren die nog in de vorm van gedichten en toneel – werd José als student al in de gaten gehouden, met zijn kritiek op de priesters en het ‘systeem’.
Aan de Universiteit van Santo Tomas rondde hij in 1882 zijn studie in de medicijnen af, maar hij zou er niet verder studeren. Zijn oom stelde voor dat José naar het buitenland zou gaan, omdat de autoriteiten hem in de gaten hielden en het te gevaarlijk werd in Manila. Rizal ging naar Spanje: hij verder wilde leren en de wereld zien.
Eerste reis naar Europa
Op 3 mei 1882 vertrok José Rizal, nog geen 21 jaar oud, met de boot naar Spanje. Tijdens zijn reizen en zijn studie kreeg hij financiële steun van zijn broer Paciano en van zijn oom. Onderweg hield Rizal altijd een dagboek bij en maakte hij schetsen.
Via Marseille en Barcelona ging hij naar Madrid, waar hij al snel bekend stond als een briljant student. Daar kreeg hij een vriendenkring waarmee hij regelmatig naar het café ging, om te discussiëren en domino of schaak te spelen.
In Spanje sloot hij zich aan bij de Propaganda beweging, schreef opzienbarende stukken voor de krant en dacht ook na over een boek als middel om zijn landgenoten wakker te schudden. Maar eerst studeerde hij af in de medicijnen.
In Parijs, waar hij in de leer ging bij een beroemde oogarts, begon hij aan de eerste hoofdstukken van Noli me tángere – het boek dat een van de belangrijkste literaire werken van de Filipijnse literatuur zou worden.
Van Parijs reisde hij naar Heidelberg voor verder studie en vandaar via Leipzig naar Berlijn. In elke stad combineerde hij de studie als oogarts met andere studies, zoals psychologie, etnologie, antropologie of talen.
In Berlijn had Rizal de tijd om zijn eerste roman Noli me tángere af te maken, die hij daar in 1887 publiceerde. Een van de eerste exemplaren dat van de drukpers kwam stuurde hij met een brief naar zijn vriend dr. Blumentritt.
Natuurlijk wilde hij het ook graag in de Filipijnen laten verspreiden, maar daar werd het door de censor verboden. Elk exemplaar moest worden verbrand, eigenaren van het boek zouden gevangen worden genomen en verbannen, met verlies van al hun bezittingen. Maar dit was eigenlijk gratis reclame voor het boek, waarin de hebberige en tiranniserende priesters en de plunderende en gewelddadige Spaanse officieren en ambtenaren genadeloos te kijk werden gezet.
Na het verschijnen van Noli me tángere had Rizal tijd om een wandeltocht te maken door Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. Daarna ging hij via Dresden naar Leimeritz, waar dr. Ferdinand Blumentritt, een beroemd etnoloog, een vriend voor het leven zou worden. Rizal en Blumentritt hebben tot de laatste dag van Rizals leven een intensieve correspondentie onderhouden. Blumentritt heeft ook veel over Rizal geschreven en zijn boeken vertaald in het Duits.
Van Leimeritz reisde Rizal voor verdere studie naar Wenen en vandaaruit ging hij naar Rome. Daar overdacht hij zijn reizen en vond hij dat het tijd werd om terug te gaan naar Filipijnen. Hij was nu een vooraanstaand geleerde en uitstekend oogarts en wilde zijn beroep gebruiken voor de Filipino’s. Vooral ook omdat hij bezorgd was over zijn moeder die bijna blind was.
Van Rome vertrok hij naar Marseille om vandaar op 3 juli 1887 met de stoomboot te vertrekken naar Saigon en vervolgens naar Manila, waar hij op 5 augustus aankwam.
Terug in de Filipijnen
Vanuit Manila ging hij meteen door naar zijn moeder in Calamba om haar te opereren. Het was de eerste cataract operatie in de Filipijnen. Na die geslaagde operatie werd Rizal ook in de Filipijnen een bekend oogarts – hij kon blinden weer laten zien – en zijn patiënten kwamen overal vandaan, zelfs uit China.
In 1888 werd Rizal ontboden in Manila, bij gouverneur-generaal Terrero, die hem waarschuwde voor de haat die zijn boek had opgeroepen. Terrero was een van de ‘verlichte’ Spanjaarden, maar de druk van de kloosterordes op hem werd toch te groot: de priesters wilden Rizals bloed zien.
Terrero gaf Rizal het dwingende advies om de Filipijnen meteen te verlaten.
Rizal realiseerde zich dat hij in de Filipijnen geen vervolg op Noli me tángere kon schrijven, omdat het daar niet kon worden uitgegeven. Een andere reden om toch te vertrekken was dat hij nog niet in Amerika was geweest, het land van vrijheid en democratie, waarover hij zo veel had gelezen.
Tweede reis: naar Japan, Amerika en Europa
Op dinsdag 28 februari 1888 vertrok hij met de boot naar Hongkong en Macao, waar hij veel landgenoten ontmoette die tijdens de vervolgingen van 1872 waren gevlucht of verbannen. Van Hongkong vertrok Rizal naar Japan, waar hij volgens zijn biografen in een maand tijd Japans leerde spreken en schrijven.
Van Yokohama nam hij de boot naar San Francisco, waar het schip lang in quarantaine lag in de haven. Met de trein reisde Rizal door de bergen en het uitgestrekte land naar de oostkust. Onderweg werd hij zich bewust van de discriminatie van de Chinezen en zwarten in het democratische land. Van New York nam hij de boot naar Londen.
Daar ontdekte hij in het British Museum een van de weinige exemplaren van het boek van Antonio de Morga: Sucesos de las islas Filipinas uit 1609. Dezelfde De Morga van de befaamde zeeslag met de Nederlandse kapitein Olivier van Noort in de Baai van Manila op 14 december 1600.
In de Sucesos las Rizal over de geschiedenis van de Filipijnen, de aard van het volk en de rijke cultuur, de industrie en de ambachten. Terwijl de Spanjaarden 300 jaar later de Filipino’s behandelen als wilden …
Om de feiten die De Morga over zijn land had vastgelegd wereldkundig te maken bewerkte Rizal het boek in een nieuwe, geannoteerde editie, die hij in 1890 in Parijs zou uitgeven.
Van Londen ging hij naar Parijs, waar zijn beroemde vriend en schilder Juan Luna woonde. In 1889 en 1890 kende Rizal een productieve periode in Parijs: hij schreef veel maatschappelijke en politieke artikelen voor de krant La Solidaridad, onder andere het bekende De Filipijnen over honderd jaar.
Tijdens zijn verblijf in Parijs bezocht hij in 1889 de wereldtentoonstelling, waar hij volken uit alle delen van de wereld zag. Dit inspireerde hem voor de reeks artikelen ‘The Indolence of the Filipino’, waarin hij beschreef hoe de cultuur en economie van de Filipino’s onder de Spaanse overheersing door uitbuiting en slavernij was verworden tot een passieve houding.
In 1890 vertrok Rizal van Parijs naar Brussel, om de publicatie van de nieuwe editie van De Morga’s Sucesos voor te bereiden.
Ondertussen werd in de Filipijnen zijn familie vervolgd. Zijn broer Paciano en zijn zwager werden verbannen. Zijn familie verloor hun land en hun huis door een conflict met de dominicaanse kloosterorde. Het hele dorp Calamba waar Rizal was geboren werd door het leger in brand gestoken toen de boeren protesteerden tegen extreme huurverhogingen.
José hoorde de berichten over wat zijn familie was overkomen en over de opstanden in de Filipijnen. Hij wilde naar Madrid gaan om daar de toestand te bespreken en te protesteren bij Spaanse regering tegen de misdaad in Calamba. Maar in Madrid heerste inmiddels een andere sfeer onder Filipino’s: ze wilden een opstand, net als in Cuba. Maar Rizal was tegen gewelddadige opstand: hij geloofde in een geleidelijke, geweldloze ontwikkeling naar vrijheid en onafhankelijkheid.
Terwijl elke bladzijde van Noli me tàngere toch kan worden gelezen als een schreeuw om opstand, waren zijn persoonlijke opvattingen weinig revolutionair: hij zag de Filipijnen als provincie van Spanje (in plaats van een provincie van Mexico), hij wilde een vertegenwoordiging van de Filipino’s in de Spaanse Cortes (het parlement), hij wilde Filipijnse priesters in plaats van de corrupte en wrede Spaanse priesters, en vrijheid van vergadering, meningsuiting en gelijke rechten onder de wet (voor Filipino’s en Spanjaarden).
Weinig revolutionair, in Spanje waren veel liberalen het met hem eens, maar in de Filipijnen werd het gezien als verraad …
Begin 1891 ging Rizal terug naar Parijs om vrienden te bezoeken. En vandaar reisde hij door naar Gent om verder te schrijven aan zijn tweede grote boek: El filibusterismo.
Door de vervolging van zijn familie dacht Rizal erover om met zijn familie in het buitenland te gaan wonen. Toen Rizal in Gent werkte aan zijn boek, dicht bij Holland, stelde dr. Blumentritt hem voor daarheen te verhuizen, omdat hij daar kon gaan werken. Maar Rizal zag zijn ouders niet naar een vreemd, koud land verhuizen …
El filibusterismo, dat in 1891 in Gent verscheen, was het geplande vervolg op Noli me tàngere, maar Rizal gaf het een andere vorm omdat hij er een ander doel mee voor ogen had: hij wilde de Spanjaarden met dit boek een laatste waarschuwing geven.
Terwijl het boek in het min of meer liberale Spanje gewoon kon worden gelezen, maakte Rizal er in de Filipijnen nog meer vijanden mee.
In oktober 1891 verliet Rizal Europa om terug te keren naar Azië, hoewel hij wist dat hij niet terug kon gaan naar Filipijnen. Maar misschien kon hij zijn familie wel redden door ze naar Hongkong te halen als hij daar kon werken.
Van december 1891 tot juni 1892 woonde hij in Hongkong, waar hij meteen een goede praktijk had als oogheelkundige. Maar voor de rest van zijn familie zag hij daar geen toekomst …
Rizal schreef een brief aan de nieuwe, wat liberalere gouverneur Despujol, waarin hij vroeg om een vrijgeleide voor een bezoek aan Manila. Hij kreeg inderdaad een paspoort en de verzekering van zijn veiligheid in de Filipijnen. En op 26 juni 1892 voer hij naar Manila.
Hij wist dat hij zijn leven riskeerde en liet daarom twee documenten achter bij vrienden, voor het geval hij zou worden vermoord: een brief als vaarwel ‘Aan de Filipino’s’ en een brief aan zijn ouders en familie.
Vriendinnen
Op zijn reizen door Europa en Azië kreeg Rizal in diverse steden goede vriendinnen. Maar altijd is hij zijn jeugdvriendin Leonor Rivera, aan wie hij zijn hart had beloofd, trouw gebleven door heel regelmatig te schrijven. Ze zouden gaan trouwen wanneer hij terug was in de Filipijnen.
Maar toen Rizal van zijn eerste reis terugkwam in de Filipijnen wilde hij met haar trouwen, maar Leonor was met haar familie verhuisd naar Dagupan verhuisd. En tijdens zijn volgende reis werden de brieven van Rizal niet meer beantwoord, omdat de moeder van Leonor de brieven onderschepte. Zij was bang voor de slechte reputatie die Rizal in de Filipijnen had gekregen en wat de mensen zouden zeggen … Ze wilde haar dochter door het achterhouden van de brieven dwingen te trouwen met een Engelse ingenieur. Net voor het huwelijk kreeg Leonor, die altijd trouw was gebleven aan haar belofte aan Rizal, per ongeluk toch een brief te zien. Ze trouwden toch, maar Leonora stierf, ongelukkig, twee jaar later.
Men zegt dat Leonor Rivera model heeft gestaan voor het personage Maria Clara in Rizals roman Noli me tàngere.
1892 terug naar de Filipijnen
Terug in Manila sprak Rizal met de gouverneur Despujol, aan wie hij zijn voorstellen voor hervormingen voorlegde en pleitte voor zijn familie. Maar hij bereikte er niets mee.
Rizal richtte met een aantal medestanders in 1892 La Liga Filipina op: een openlijke beweging die tot doel had met legale middelen te streven naar hervormingen. Een paar dagen later werd ook de geheime Katipunan opgericht, die een gewapende opstand voorbereidden.
Maar La Liga Filipina werd verboden door de gouverneur. Rizal was al een vijand van de staat vanwege zijn boeken en gouverneur Despujol liet Rizal zonder verhoor of proces gevangen nemen.
Rizal werd beschuldigd van betrokkenheid bij een opstand en de volgende dag werd een besluit bekendgemaakt dat Rizal werd verbannen naar Dapitan in Zamboanga, Mindanao, vanwege godslastering en verraad. De hele gang van zaken leek op een passage die Rizal zelf had geschreven over een gouverneur in El filibusterismo… De roep om wraak van de priesters was sterker dan de vrijgeleide van de gouverneur.
In Dapitan hield Rizal zich bezig met allerlei studies en activiteiten. Hij bouwde een school en een ziekenhuisje en zorgde hij voor verlichting en een schoon watersysteem en waterwerken die hij zelf ontwierp en liet bouwen. Als oogarts kreeg hij in patiënten uit binnen- en buitenland.
Ook bleef hij corresponderen met familie, vrienden en vakgenoten in Europa en schreef hij gedichten en maakte schetsen en beelden.
De veelzijdigheid van José Rizal kan het best worden samengevat in een overzicht van zijn studies, kennis en interesses:
Naast diverse wetenschappen (waaronder ook chemie, architectuur, landmeetkunde, landbouwkunde, cartografie, economie, etnologie, antropologie, biologie, psychologie en sociologie) was hij geïnteresseerd in kunsten en letteren (tekenen, schilderen, beeldhouwen, dichten, toneel, en als journalist, romanschrijver, dagboekschrijver en onderwijzer).
In Dapitan leerde hij in de praktijk over scheepvaart, visserij en landbouw. Hij hielp boeren met betere landbouwtechnieken.
Bovendien beheerste hij een groot aantal talen: naast Spaans, Duits, Engels en Frans ook Latijn, Grieks, Sanskriet, Hebreeuws, Zweeds, Nederlands, Catalaans, Italiaans, Chinees, Japans, Portugees, Russisch, Tagalog, Visayan en Moro.
En als hobby’s had hij verder wandelen, hardlopen, schermen en paardrijden.
Rizal was gelukkig in Dapitan en dacht dat hij daar zou sterven. Hij vroeg zijn familie te komen om daar te wonen, maar zij werden nog steeds in de gaten gehouden. Ook onderhield hij een briefwisseling met het hoofd van de orde van Jezuïeten, onder andere over geloof. En met zijn beste vriend Blumentritt en andere wetenschappers onderhield hij een uitgebreide correspondentie in het Duits, Nederlands, Frans en Engels – onbegrijpelijk voor de censors.
Op een dag kwam er een patiënt uit Hongkong: de blinde Amerikaanse ingenieur Taufer, met zijn aangenomen dochter Josefina Bracken. José en Josefina werden verliefd en wilden trouwen, maar omdat de priester weigerde vanwege Rizals godslastering trouwden ze pas veel later in een burgerlijk huwelijk. Pas kort voor zijn dood zouden ze ook een kerkelijk huwelijk sluiten.
Zoals gezegd bleef Rizal corresponderen met Blumentritt en van hem hoorde hij begin 1896 over de ellendige situatie in Cuba, waar een wrede strijd werd gevoerd tussen opstandelingen en de Spaanse kolonisator. Omdat er een gebrek was aan artsen bood Rizal zich in een brief aan de gouverneur aan als vrijwilliger, om als arts naar Cuba te gaan.
De nieuwe gouverneur Blanco ging akkoord en op 1 augustus 1896 vertrok Rizal met de boot van Dapitan naar Manila, samen met zijn vrouw en nichtje en een aanbevelingsbrief van gouverneur Blanco voor de Spaanse minister van oorlog.
Retour Spanje …
Op 3 september 1896 vertrok de postboot Isla de Panay naar Barcelona, met Rizal aan boord als gevangene. Ondertussen was op 19 augustus de opstand van de Katipunan ontdekt …
Al snel zaten de gevangenissen vol, veel Filipino’s werden gemarteld en vermoord. Maar Blanco wilde Rizal niet uitleveren aan de kerk, die alle rebellen wilde vermoorden, inclusief hun grootste vijand Rizal. Maar één telegram van de kloosterorden naar Spanje was voldoende om Blanco binnen twee maanden te laten vervangen door de nieuwe conservatieve gouverneur Polavieja.
Bij Suez werd Rizal opgesloten en in Barcelona werd hij direct overgebracht naar de gevangenis en nog dezelfde dag met de volgende boot teruggestuurd naar Manila.
Gevangene en proces in Fort Santiago, Manila
Op 3 november 1896 was Rizal terug in Manila, waar hij meteen werd opgesloten in Fort Santiago. De Spanjaarden zochten redenen om hem te veroordelen, maar er was geen enkel bewijs van zijn betrokkenheid bij de opstand.
Zijn oudere broer Paciano werd gevangen genomen en gemarteld om een bekentenis te forceren van de betrokkenheid van José bij de Katipunan. Maar Paciano doorstond de duimschroeven en zijn beulen moesten hem vrijlaten.
In de gevangenis schreef Rizal een brief op 15 december 1896 aan zijn landgenoten.
Uiteindelijk werd Rizal beschuldigd van het oprichten van La Liga Filipina en van het schrijven van boeken die hadden geleid tot de opstand van de Katipunan. Rizal stond geboeid voor het tribunaal en ondervragen van getuigen of wederhoor werd door de rechters niet toegestaan.
Uit Noli me tàngere citeerden de aanklagers alleen de passages die als godslasterlijk of opstandig werden beschouwd, maar de context in het verhaal werd buiten beschouwing gelaten.
Op 29 december werd hij schuldig bevonden aan rebellie, samenzwering en verraad en als vijand van Spanje ter dood veroordeeld. De executie moest binnen 24 uur plaatsvinden.
Na het uitspreken van het vonnis schreef Rizal, toen hij terug was in zijn cel, het gedicht Mi último adiós (Mijn laatste vaarwel), dat hij verborg in een lamp die hij aan zijn familie zou geven, samen met een brief voor zijn moeder. Alles wat hij nog te geven had was zijn leven.
Op de avond voor zijn executie ontving José Rizal de sacramenten en trad hij in een kerkelijk huwelijk met zijn geliefde Josefine.
Familie en vrienden benaderden nog de gouverneur, maar hij wilde ze niet ontvangen. In Spanje werd een krachtig beroep gedaan op de regering en overal in Europa kreeg hij steun van zijn geleerde vrienden. Het verhaal gaat dat de Spaanse minister-president hem wel wilde steunen, maar dat Spaanse koningin-regentesse, die zich zwaar beledigd voelde door Noli me tángere, daar niets van wilde weten – zij wilde bloed zien …!
Tegen de ochtend vormde zich al een menigte in Luneta, met vooral Spanjaarden die zich verheugden op de terechtstelling van hun vijand. Maar er waren ook Filipino’s en sommige voormalige medestudenten, die er een heel ander gevoel bij hadden.
Om zeven uur kwamen de soldaten naar zijn cel en bonden zijn armen achter zijn rug vast. Hij droeg een net pak en een hoed. De trompetten klonken en trommels begonnen te roffelen. In het midden van een groep soldaten werd hij weggeleid, begeleid door priesters en zijn vriend en advocaat.
Aangekomen op de executieplaats, het afschrikwekkende Bagumbayan, vroeg Rizal of hij in de borst kon worden geschoten omdat hij nooit zijn vaderland of Spanje had verraden. Maar de officier had opdracht gekregen hem in de rug te laten schieten. Wel mocht hij staande worden geëxecuteerd en in het hart in plaats van zijn hoofd.
Het leger was aanwezig om opstanden te voorkomen. Op de executieplek verloor Rizal nog even zijn rust en schreeuwde in paniek, maar even later was hij weer rustig.
Acht Filipino soldaten stonden klaar met het geweer in de aanslag. Daarachter stonden acht Spaanse soldaten om de Filipino’s dood te schieten als ze zouden weigeren om te schieten.
Een arts controleerde nog zijn hartslag en daarna werd het bevel gegeven voor de executie.
Om half acht ’s morgens op 30 december 1896 stierf de geleerde, dichter en patriot, op 36-jarige leeftijd, vanwege zijn boeken, als martelaar voor de vrijheid. Zijn laatste woorden waren consummatum est … het is volbracht.
Een fotograaf heeft het gebeuren vastgelegd.
Alom werd gejuicht, geklapt, met zakdoekjes gezwaaid en Viva España geroepen, om de dood te vieren van de gehate man, die op zo’n sarcastische wijze de realiteit van de maatschappelijke omstandigheden aan het licht had gebracht. Een muziekkorps speelde het volkslied.
Nog geen twee jaar later viel de stad Manila en waren diezelfde Spanjaarden verslagen en teruggestuurd naar Spanje.
Maar voor het zover was werden nog veel meer Filipino’s terechtgesteld. De gevangenissen zaten vol met echte en vermeende leden van La Liga Filipina en Katipunan, maar ook veel burgers en Filipino priesters die nergens mee te maken hadden werd vermoord op Bagumbayan. Veel vrienden en bekenden van Rizal werden eerst langdurig gemarteld, sommigen zo erg dat ze hun verstand hadden verloren, en vervolgens geëxecuteerd of verbannen.
Tegelijkertijd verlieten duizenden Filipino’s de stad Manila en omgeving en vluchtten naar de bergen om zich daar aan te sluiten bij het leger van Andres Bonifacio. Om de beslissende gewapende opstand tegen de Spaanse overheerser te beginnen. Een van die mannen was Paciano, de broer van José, en ook zijn moeder heeft nog meegevochten in de strijd.
José Rizal werd begraven werd in het kerkhof van Paco in Manila, in een anoniem graf. Later werd het graf gevonden en werd er een kruis op gezet met zijn initialen. Na het verdrijven van de Spanjaarden werd hij herbegraven in een speciaal gebouwd monument in Luneta, Manila, op de plek waar hij werd vermoord.
De dag van zijn executie – 30 december – is een nationale feestdag: Rizal Day.
[…] [2] Voor een uitgebreide biografische schets zie: Leven en werk van José Rizal (arpenco.nl) […]
LikeLike