Johanna-en-Arthur-Schopenhauer

Op reis door Nederland in 1803 en 1804

Johanna en Arthur Schopenhauer

Een selectie van teksten over Nederland uit de reisboeken van Johanna en Arthur Schopenhauer.

Johanna Schopenhauer

Doorreis door Holland

We verlieten Bremen, en deze grote, oeroude stad maakte ondanks haar ouderwetse voorkomen, haar huizen met talloze erkers en uitsteeksels en haar smalle straatjes, toch een zeer vriendelijke indruk op ons. We troffen onder de bewoners nog echte Duitse gebruiken en echte beleefdheid aan. Dat is heel prettig voor de reiziger, want het zorgt ervoor dat je je helemaal geen vreemdeling meer voelt. De omgeving van Bremen is niet bepaald een streek met bijzondere natuurpracht, maar de ijver en rijkdom van de inwoners sieren de streek met talloze grote en kleine tuinen, waardoor het geheel er fraai uitziet.

Maar naarmate we verder weg gingen van die oude, beroemde handelsstad, kreeg alles een ander aanzien. Oneindige zwarte heide, geen bos, geen bloemen, geen zingende vogels, alles doods en verlaten, als de chaos voordat de levensadem eroverheen waaide! Ellendige dorpjes, bestaande uit op instorten staande lemen hutten, zogenaamde steden, die wij met verbazing bekeken omdat we niet begrepen hoe iemand er redelijkerwijs over na kon denken om er te wonen, verstoorden van tijd tot tijd de rust om ons heen. In deze streek moeten de vier seizoenen onopgemerkt voorbijgaan, behalve de winter, die de velden bedekt met sneeuw. Lente en herfst hebben geen invloed op dit onherbergzame gebied, waar niets anders groeit dan veenmoeras en heide, dat altijd hetzelfde blijft.

Twee dagen lang hadden we volop de tijd om ons te verdiepen in deze en soortgelijke leerzame overpeinzingen, en we stonden vaak op het punt om met Voltaire uit te roepen: quel chien de pays! Ondanks de vier paarden voor onze niet al te zware koets verliep de reis ondraaglijk langzaam, omdat de Westfaalse postiljons in dat gebied niet kunnen rijden. Meestal liepen ze naast de wagen, omdat er op de bok geen ruimte voor hen was. We kregen er twee op elk station. Hun vreemde sprongen, telkens als de paarden een beetje draafden, waren het enige dat ons vermaakte. Meestal liep een van hen naast de paarden, terwijl de ander op de stam zat en de lucht vulde met de hartverscheurende en oorverdovende wanklank uit zijn posthoorn.

Bij de laatste halte in Westfalen gebeurde er van alles. Alles zag er hier al Nederlands uit. Onze gastheer bleek een burgemeester met een eerbiedwaardige pruik bestaande uit honderd krullen. In de schone kamer was een Hollandse open haard, op alle tafels stonden theepotten, theekopjes en ook kwispedoortjes [1] netjes gerangschikt, bedekt met hoezen van groen gaas tegen stof en vliegen. De hospita zette een vuurtje vol turfkolen voor ons neer en nam, zoals gebruikelijk in Nederland, twee gulden van ons aan omdat we zelf chocolade hadden gekookt in haar pot op haar vuur.

Eindelijk passeerden we de Nederlandse grens. Een abruptere overgang is ondenkbaar. Een paar uur geleden moesten we ons nog langzaam voortslepen door een woestijn, nu werden we verrukt door vruchtbaar land, akkers vol hoge granen, mooie dorpjes en bloeiende bomen vol nachtegalen. De steden en dorpen waar we doorheen reden zagen er allemaal zo schoon en vrolijk uit! Alle huizen, balkons, deuren en luiken zijn zo nieuw geschilderd alsof ze gisteren pas klaar waren! Wij waren als kinderen zo blij met de vrolijke, kleurrijke dingen en hoopten dat de zwarte heide nu voorgoed voorbij zou zijn, maar we wisten niet welke moeilijkheden ons nog te wachten stonden. Het liep totaal anders dan we hadden verwacht.

Om twee uur waren we in Almelo, een dorp of stadje. Wij wilden door naar Deventer. Meneer de postmeester, een groot politicus, schudde zijn wijze, met een pruik met honderd krullen goed bedekte hoofd en zei dat dit niet ging, omdat Deventer een vestingstad was en stipt om tien uur gesloten werd. We rekenden hem voor dat we in acht uur vier mijl konden afleggen, dus liet hij ons onze blinde wil volgen, gaf ons vier grote, prachtige paarden, zijn zoon als voerman en bovendien zijn zegen, en vrolijk reden we verder naar de poort. Maar zodra we de stad verlieten ging het stapvoets verder, voet voor voet, over het vlakste pad ter wereld. We stopten elk half uur om de paarden van alles te laten eten en drinken. We vroegen, we riepen, we verzochten het nogmaals, maar niets hielp. Onze leidsman keek nauwelijks nog naar ons om, alsof we er niet waren.

Uiteindelijk probeerden we het met ons laatste redmiddel. Er wordt gezegd dat een gouden dukaat een talisman is die het hart van elke echte Nederlander in beweging brengt. Het mooiste exemplaar dat we konden vinden lieten we schitteren in de gloed van de avondzon en zetten we in als prijs voor onze aankomst in Deventer voor het sluiten van de poort. De onverbiddelijke man draaide zijn hoofd een klein beetje naar ons toe en knipperde heimelijk met zijn ogen naar het goudstuk. Hebben de heren dan zoveel haast, vroeg hij. Wij verzekerden het hem met klem. Ik niet, zei hij kalm, en reed net zo langzaam verder als voorheen.

Eindelijk zagen we in de schemering de torens van Deventer aan de horizon opdoemen, en we hoopten op tijd aan te komen om lekker uit te kunnen rusten in een goede herberg. Nu werd het donkerder, de paarden draafden een beetje en onze hoop werd krachtiger. Opeens stopte de koets voor de deur van een afgelegen boerenherberg, en onze koetsier vertelde ons bij de deur dat we hier tot de ochtend moesten blijven. Tegelijkertijd hoorden we uit de verte het getrommel op ons afkomen dat het sluiten van de poorten van Deventer aankondigde. Het zou niet eerlijk zijn om te beweren dat we ons lot meteen op een goede manier accepteerden. Maar we gaven ons over, omdat we wel moesten. Na lang overleg besloten we er zo goed mogelijk maar het beste van te maken en gingen door de donkere deur de rokerige hut binnen.

Daar stonden we in een donkere boerenkamer. Een vuur dat af en toe fel opvlamde en een olielamp wierpen een vreemd flikkerend licht op een tiental boeren die aan verschillende ronde tafels zaten en afwaswater dronken, wat in dit land koffie wordt genoemd. Voor hen stonden grote koperen kannen met rondom kranen om het aftappen van dit wondermiddel zo makkelijk mogelijk te maken, en kleine Delfts blauwe kopjes. Ze droegen allemaal lange, zwarte, dichtgeknoopte rokken en platte, driehoekige vilten mutsen op hun hoofd, waarvan de middelste punt aan de voorkant hoog uitstak. Zwijgend zaten ze daar, er was geen enkel geluid te horen. Ze waren zo volledig in hun onverstoorbaarheid verzonken, zo volkomen zonder leven, beweging en nieuwsgierigheid, dat bijna niemand zijn hoofd naar ons omdraaide toen wij niet geruisloos binnenkwamen.

We bleven daar een hele tijd staan ​​en keken, niet zonder genoegen, naar deze vreemde groep in het halfduister met de prachtige belichting. Hier zagen we de meesterwerken van Nederlandse schilders als Teniers, Ostade, Steen en anderen ineens tot leven komen. Alles eromheen, de boerenkamer, de glimmend gepoetste ketels, en de koperen schalen aan de wand en op de schoorsteenmantel. Alles was zoals we het al talloze keren op schilderijen hadden bewonderd. Hier moet men de bijzondere grond en bodem van deze onsterfelijke meesters betreden om hun onuitsprekelijke waarheid en trouw te voelen, en te bewonderen hoe zij de natuur volgden, beeld voor beeld, zonder te vervallen in karikaturen.

Uiteindelijk vroegen we naar de herbergier. Geen van de automaten bewoog, geen enkele antwoordde, één kreeg uiteindelijk medelijden met ons en wees met zijn vinger naar een zijdeur, maar zonder meer te bewegen dan nodig was. We volgden de aanwijzing en kwamen in een tweede kamer, die leek op de vorige, maar waar niemand was. Net als in de hutten op schepen waren enkele bedden op aanzienlijke hoogte boven de vloer in de wanden geïnstalleerd. Alleen de nauwe opening waardoor je naar binnen kroop, verraadde hun bestaan. Ervoor hing een klein gordijn van katoen met grote kleurrijke bloemen. Nu begonnen we de situatie echt komisch te vinden, maar geleidelijk aan verbeterde de situatie. De oude hospita kwam eindelijk binnen geslopen, en al snel brandde er een gezellig vuur in de open haard. Wij verlichtten de kamer met de waskaarsen van de koetslantaarns, het water bruiste huiselijk in de kokende ketel, we gingen aan tafel zitten voor de open haard en probeerden zo goed als we konden de tijd draaglijk door te brengen met lezen, kletsen en dergelijke.

Maar geleidelijk aan begon het om ons heen tot leven te komen, de stommen uit de kamer ernaast kwamen binnen. We dachten dat de fluit die een van ons zojuist had bespeeld hen naar binnen had gelokt en we begonnen onze muzikant te eren als een tweede Orpheus, die zelfs stenen in beweging kon brengen. Maar toen zagen we met verbazing hoe onze Hollanders, zonder enige gêne, hun nachttoilet gingen maken en drie aan drie in een bed gingen liggen om te gaan slapen.

Dat werd ons te veel. Met deze mensen konden we niets beginnen, wisten we uit ervaring. We hadden dus geen andere keus dan ons wijselijk terug te trekken in de kamer die ze net hadden verlaten. Daar hoorden we al snel hun melodieuze gesnurk, dat alle fluiten ter wereld zou overstemmen. Uiteindelijk waren we blij toen de dag aanbrak en we het nieuws kregen dat de paarden waren ingespannen. Met plezier stapten we in de koets, reden nog een uur langzaam verder en bereikten uiteindelijk Deventer, waar we bijkwamen van de vermoeidheid van die avontuurlijke nacht.

Na dit voorproefje van het beroemde nationale flegma, waren we er van overtuigd dat we ons onder Nederlanders bevonden, ook al waren we nog niet in het vruchtbare Holland, dat we uitgaande van alle beschrijvingen slechts een paar kilometer over de grens hadden verwacht aan te treffen. We zagen dorpen en steden omringd door een krans van bloeiende velden en tuinen, maar zodra we hun directe omgeving achter ons hadden gelaten begonnen de trieste zwarte heidevelden weer. En deze saaie uniformiteit  werd slechts zelden onderbroken  door een eenzame boerderij, of door een nog zeldzamere boom.

Van Deventer tot Amersfoort werd het geleidelijk beter. We reden door lange rijen prachtige tuinen en tuinhuisjes. Alles getuigde van burgerlijke welvaart, zonder buitensporige luxe. Alles glansde als nieuw, in bonte, vrolijke kleuren en uiterst schoon. Holland is werkelijk het beloofde land voor schilders!

Een hoge, mooie toren, van waaruit elk uur een carillon vrolijk speelde, siert het tamelijk grote en vriendelijke stadje Amersfoort. In alle Nederlandse steden zijn dergelijke torens met carillons te vinden. Hoewel er vanuit muzikaal oogpunt gezien misschien wel wat bezwaren zijn tegen het voortdurende getingel uit deze torens, komen deze vrolijke tonen de reiziger als een vriendelijke groet tegemoet.

We bewogen ons langzaam door het zand en de heide tot we bij Nordhuis aankwamen. Maar nu bereikten we eindelijk het Nederland zoals we het ons hadden voorgesteld. Vanaf Naarden, de laatste halte voor Amsterdam, vonden we wat we hadden verlangd: vruchtbare akkers, de weelderige weilanden waarop prachtig gevlekte koeien tot aan hun knieën in het hoge gras waadden, de prachtige kanalen, verlevendigd door honderden boten en door paarden getrokken schepen met elegante cabines, de zogenaamde trekschuiten, waarmee vrijwel alle reizen in dit land worden gemaakt.

Ook voor ons, reizigers over land, waren de wegen nu uitstekend begaanbaar. Tot nu toe vonden we ze altijd slecht, en toch betaalden we nooit meer of hogere tol. Naast de tol op de hoofdwegen moesten we nog heel veel andere belastingen betalen, terwijl we eigenlijk niet snapten waar die voor dienden. Als we een stadspoort naar binnen reden betaalden we tol, en ook al bleven we geen minuut in de stad, maar reden we rechtstreeks door de andere poort naar buiten, betaalden we weer tol, en dan kregen we te horen, ‘Mijnheer, je betaalt tol’, enzovoort. Uiteindelijk waren we er zo aan gewend geraakt dat we al vanzelf tegen elkaar zeiden ‘Mijnheer, je betaalt’, wanneer we iemand op de weg zagen staan ​​die ons strak aankeek, en we hadden bijna altijd gelijk.

Oude vrouwen en kinderen volgden ons tot in de herbergen en verlangden een vergoeding, zonder te kunnen zeggen waarvoor en zonder dat ze er enige bevoegdheid voor konden tonen, maar de herbergier besliste en wij betaalden. Dit, en het eeuwige bedelen, vooral door de kinderen op straat, draagt niet bij aan het plezier van het reizen in dit land, en maakt het voor de reiziger die de taal helemaal niet spreekt vaak heel lastig en vervelend.

Amsterdam

Degenen die er geboren zijn noemen het terecht het prachtige Amsterdam. De brede, schone straten, de grote kanalen, vol schepen en omzoomd met lindebomen, de prachtige gemetselde bruggen, het grote aantal openbare gebouwen en kerken, de vele fraaie privéwoningen, dit alles tezamen maakt een grote en imposante indruk op elke vreemdeling, zoals misschien geen enkele andere stad. Rijkdom, gehechtheid aan orde, wijze gemeenschapszin die alle individuen verenigt tot een groter geheel, worden overal uitgestraald. Overal zie je duidelijk dat het niet de macht van één individu was die hier heerste en creëerde, maar de ijver en de verstandige economie van een heel volk dat gewend was aan matigheid en arbeid.

De prachtige haven, met zijn woud van masten die ooit als bomen bloeiden en groeiden in alle delen van de wereld, en nu hier in een enorme bijeenkomst de wimpels en vlaggen van alle naties in de meest bonte kleuren laat wapperen, vult ook de aan Hamburg en Londen gewende ogen met verbazing. Het gewoel van de drukke mensenmassa op straat lijkt op een bijenkorf. Hier, waar alles rustig en ijverig door elkaar verloopt volgens de gebruikelijke orde, en men in zijn werk beloning en genoegen vindt, kan een leegloper het absoluut niet lang uithouden. Of hij gaat zich richten op een baan, of hij gaat elders op zoek naar een comfortabeler bestaan. Want als schaamte hem niet wegjaagt zal verveling hem wel verdrijven van een plek waar niemand tijd heeft om zich met hem bezig te houden.

Het is waar dat men in Amsterdam net zo veel plezier beleeft als in andere grote steden, maar pas nadat het werk gedaan is. Het zogenaamde ommetje maken of bezoekjes in de ochtend en dergelijke gedijen hier niet. We verbleven te kort in Amsterdam om alles te kunnen zien, of om het huiselijke en sociale leven van de bewoners goed te leren kennen. Maar door elk uur zorgvuldig te benutten, slaagden we erin de buitenkant van de stad en haar bezienswaardigheden te leren kennen. Dankzij diverse aanbevelingen, eerdere contacten met enkele van de beste handelshuizen en kennis van de lokale taal konden we op vriendschappelijke wijze in contact komen met de bewoners. Zo werd het tijdgebrek goedgemaakt en kregen we een algemeen beeld van de leefwijze in dit land, dat in veel opzichten verschilt van wat men doorgaans van de Nederlanders denkt.

Elke ochtend, en ook een aantal vrije uurtjes van de rest van de dag, gebruikten we om de straten en gebouwen te leren kennen. Omdat de stad erg groot is, hadden we voor de duur van ons verblijf een mooie koets en twee goede paarden gehuurd. Dat was veel goedkoper dan in Parijs of Wenen. Vergeleken met andere grote steden konden we in onze herberg, de grootste van de stad, absoluut niet klagen over hoge prijzen.

In alle straten waar we doorheen liepen zagen we dezelfde degelijke pracht, dezelfde schoonheid, overal de fraaie grachten omzoomd met lindebomen en de mooie stenen bruggen. Op warme dagen of wanneer het regent kan de verdamping van de grachten erg hinderlijk zijn. Voor Amsterdammers zijn de vieze lucht en het gebrek aan goed drinkwater een groot ongemak. Na verloop van tijd went men eraan, maar de nieuwkomer merkt heel duidelijk dat hij het moet stellen zonder deze twee hoofdbestanddelen van het leven in hun oorspronkelijke zuiverheid, en meestal wordt men als het ware genationaliseerd door een koude koorts die vaak lang aanhoudt. Het voortdurende schrobben, wassen en schilderen in Nederland, en ook de altijd dampende tabakspijpen, danken hun bestaan ​​ongetwijfeld aan de vochtige, slechte lucht. Het houtwerk moet bijna jaarlijks met olieverf worden behandeld, anders gaat het binnen korte tijd rotten door vocht en salpeter. Al het zilver verkleurt in één nacht alsof het verguld is, alle metalen worden zwart en ijzer en staal roesten snel, tenzij er voortdurend wordt gewreven en gepolijst om deze vernietiging te voorkomen.

Het roken van tabak, ook al praten we daar liever niet over, is een ware zegen voor de bewoners van dit moerasgebied. Er is waarschijnlijk geen enkele Nederlander, van de meest vooraanstaande tot de meest bescheiden, die niet rookt. Vrouwen uit de lagere klasse, vooral degenen die vanwege hun beroep veel tijd buitenshuis moeten doorbrengen, de vis-, vlees- en groenteverkoopsters en de bakkers, roken bijna allemaal. Eerst ziet het er wel grappig uit om de goed geklede vrouwen daar plechtig te zien zitten met hun lange pijpen. Ons werd verteld dat de oudere vrouwen uit de middenklasse, en soms zelfs uit de hogere klassen, zich het genoegen van het brengen van zo’n klein wierookoffer niet ontzeggen. Maar dat ze deze genotzucht als een geheim beschouwen waarvan vreemden niets hoeven te weten. Net als tabak is het gebruik van brandewijn, vooral van bessenjenever, onmisbaar in dit klimaat. Toch zie je zelden dronken mensen op straat.

Na deze enigszins willekeurige onderwerpen keren we terug naar de straten van Amsterdam. Sommige daarvan, waar heel brede kanalen doorheen lopen, zoals de Herengracht, bieden een werkelijk indrukwekkend schouwspel. Bijna alle huizen staan met de gevel aan de straatkant, maar hun hoogte en vaak ook hun relatieve breedte, de grote, fonkelende ramen van spiegelglas, de marmeren deurposten, de rijke portalen die de ingang versieren en het elegante ijzeren traliewerk voor de ramen van de benedenverdieping, geven ze allemaal een rijke, maar ook wat burgerlijke uitstraling.

Buiten Italië is er geen enkele andere stad waar marmer zo algemeen wordt gebruikt als hier. Open haarden en vloeren van marmer zijn in alle huizen te vinden. In de betere huizen zijn de trappen in de hal en in de vestibules, de deurposten en raamkozijnen en de zuilen vrijwel altijd van marmer.

De drukte in de straten van Amsterdam is groot, maar minder drukkend, opdringerig en ongeremd dan in andere grote steden. De aard van de Nederlander is nogal kalm en bedachtzaam en dat gaat niet samen met onstuimige haast. Bovendien kom je op straat alleen mensen tegen die er écht iets te doen hebben. Vrouwen houden over het algemeen van huiselijkheid en geven weinig geld uit. Drukke nietsnutten zijn er helemaal niet.

Daarom zie je er ook niet veel rijtuigen. De ligging van Nederland is niet bevorderlijk voor deze luxe. Iedereen streeft hier meer naar degelijkheid en comfort dan naar pracht en praal. De rijke koopman heeft zijn comfortabele maar soms wat ouderwetse koets, getrokken door een paar goede, zij het onhandige paarden, die hem elke zaterdag trouw naar zijn tuin brengen, terwijl zijn zoon er hooguit naast rijdt. Maar dit alles is geen luxe.

Mensen rijden omdat het comfortabeler is dan lopen, zonder verdere pretenties. In de winter, wanneer de kanalen bevroren zijn, racen sommige liefhebbers tegen elkaar in sleden met razendsnelle paarden, zogenaamde harddravers. Ze geven grote sommen geld uit om uitstekende racepaarden te hebben. Maar ook deze liefhebberij is tanende en slechts weinigen houden het nog in stand, als een traditie die nog van hun voorouders stamt.

In Amsterdam zie je minder karren en paard-en-wagens met vracht dan in andere handelssteden, omdat vrijwel al het goederenvervoer hier over water plaatsvindt. Dit bevordert de netheid van de straten enorm en zorgt, ondanks het drukke leven in de grote handelsstad, voor een gevoel van rust en zinvol streven naar gestelde doelen. Een heel potsierlijk voertuig is de slee, waarop een oude, versleten koetsbak is bevestigd. Rustig en langzaam laten de bejaarde Mijnheren zich in zo’n voertuig door de straten slepen, getrokken door een enkel paard. De voerman loopt er voorzichtig naast. Soms spoort hij het paard aan met zijn zweep en af en toe giet hij water onder de glijders van de slee om te voorkomen dat ze vlam vatten door de wrijving op het stenen plaveisel. Vaak dachten we dat het hele voertuig in de gracht zou belanden als ze een bocht namen, maar zulke ongelukken gebeuren niet. Amsterdammers lachen zelf ook om deze sleden, maar ze hebben er nog steeds veel respect voor en beweren dat ze heel comfortabel zijn, vooral om ’s avonds na een feest mee naar huis te rijden.

Vreemde gebouwen en kunstcollecties

Allereerst moesten we het beroemde stadhuis van Amsterdam bezichtigen. Natuurlijk is het inmiddels van bestemming veranderd en zijn veel dingen daar anders geworden, mooier en koninklijker. De herinnering aan zijn vroegere hoedanigheid is echter te waardevol om hier niet in enkele regels te vermelden. Hoewel we er al van jongs af aan veel over hadden gehoord, waren we toch verrast door zijn indrukwekkende omvang en pracht. Overal zijn afbeeldingen ervan te zien en te koop. We vermelden daarom alleen de zalen en de daarin tentoongestelde kunstwerken die de meeste indruk op ons hebben gemaakt.

Eerst de enorm hoge en grote voorruimte. De vloer en de muren zijn volledig bekleed met marmer. Aan beide zijden zijn galerijen aangebracht, versierd met beeldhouwwerken van prachtig wit marmer, niet in de hoge Italiaanse stijl, maar bewerkt met Nederlandse waarheid, trouwe ijver en niet zonder gratie. De trofeeën aan de pilaren zijn prachtig. Twee ervan, de ene samengesteld uit kenmerken van de muziek en de andere uit visvangst, moesten we bewonderen als de meest volmaakte die er mogelijk op dit gebied bestaan.

Daarnaast is een kamer die geheel door De Witt is beschilderd. Eén muur is bedekt met een enorm groot schilderij. Het stelt Mozes voor die wetten geeft aan het volk van Israël en bevat eenenzeventig levensgrote figuren. Mozes staat op een verhoging in het felste licht. Zijn enthousiasme is duidelijk zichtbaar, zijn houding en zijn hele figuur zijn nobel ontworpen en uitgevoerd, en het volk om hem heen bestaat uit een aantal zeer mooie groepen. Boven de deuren zijn bas-reliëfs aangebracht die afwisselend in grijs zijn geschilderd door dezelfde meester. Helaas is hij blind geworden door het op marmer beschilderde plafond, waar hij liggend op zijn rug aan moest werken.

Op de bovenste verdieping, in een kleine voorkamer, zagen we vier burgemeesters van Amsterdam rond een tafel zitten, geschilderd door Rembrandt. Ongetwijfeld een van de mooiste schilderijen van deze grote meester. In de grote hal daarnaast bevond zich een onbeschrijflijke schat aan de prachtigste werken van de Hollandse school. Alleen maar levensgrote afbeeldingen. Veel portretten van mannen die door hun verdiensten voor de staat een ereplaats hebben gekregen die hun nagedachtenis vereeuwigt. We genoten bijna net zo veel van de sterke, trouwe gezichten en hun uitdrukkingen, als van de kunst die hier het ware, ademende leven tevoorschijn toverde.

Het hoogtepunt is een heel groot schilderij van Van der Helst, dat alles wat we tot nu toe van deze aard hebben gezien overtreft. Het stelt een vredesfeest voor. De Spaanse ambassadeur zit helemaal vooraan aan een rijk gedekte tafel, hand in hand met de burgemeester van Amsterdam. Beide mannen zijn knap en sterk en dragen alle uitdrukkingen en kenmerken van hun verschillende landen. Iets verderop staat een heel knappe man gekleed in zwart fluweel, die een grote blauwe vlag draagt. Een ander, in zwart satijn, giet felrode, sprankelende champagne in het fraai gevormd drinkglas. Weer een ander is bezig een taart aan te snijden. Overal eromheen staan ​​vele bijfiguren, vazen, glazen wijn, allerlei prachtige vaten, een oneindige rijkdom, alles echt, getrouw en tot in het kleinste detail gerangschikt met waar artistiek gevoel. Beter dan in dit wonderbaarlijk vrolijke schilderij kan de illusie niet worden gereproduceerd.

Een schilderij van de Nachtwacht van Rembrandt, belicht door het helderste maanlicht, bezorgde ons veel plezier vanwege de natuurgetrouwe weergave van het leven. De hand van de aanvoerder en het geweer van een soldaat die achter hem staat vallen op in deze afbeelding.

Net zo bijzonder als het Stadhuis is de Amsterdamse Beurs. We konden alleen naar binnen kijken via het ijzeren hek dat het afsloot. De vloer was plotseling verzakt en de handelaren moesten tijdelijk elders bijeenkomen. Een gebeurtenis die bij de Amsterdammers een duister en angstig voorgevoel opriep, hoewel daar in dit moerassige land niets vreemds aan is.

Een heel mooi, groot, modern gebouw, met de vreemde naam Felix Meritis, is ons door iedereen aangeprezen. Niemand rustte tot we het gezien hadden, en misschien was er wel een beetje ijdelheid in het spel. Een aantal jaren geleden werd het door meerdere particulieren met intekengeld gebouwd en aan de beeldende kunst en het hogere sociale gezelschap gewijd. Er is een fraaie concertzaal, waar we tot onze vreugde een prachtig olieverfschilderij van een lokale kunstenaar konden bewonderen. Het betreft het eerste concert dat in deze zaal werd gegeven en is voor Amsterdammers vooral interessant omdat alle hoofden op het doek portretten zijn. In de zaal die speciaal voor de tekenenkunst is ingericht troffen we een soortgelijk schilderij aan, waarop bijna alle hoofden van de hier levende kunstenaars en kunstliefhebbers heel gelijkend zijn afgebeeld.

In een van de kamers zagen we een prachtig fysisch apparaat opgesteld. Dit wordt allemaal op de meest doeltreffende manier gebruikt voor het onderwijs van jonge getalenteerde mensen. Het astronomisch observatorium was nog in aanbouw; maar vanaf het platte dak genoten we van een heel interessant uitzicht. De grote, prachtige stad lag aan onze voeten. Voor het oog strekt het zich aan de ene kant bijna onafzienbaar ver uit over de vlakte, terwijl aan de andere kant het immense woud van masten oprijst, met al zijn felgekleurde wimpels en vlaggen. Een vreemd, onbeschrijfelijk gevoel overviel ons toen we van deze hoogte neerkeken op de bijna geluidloze drukte van de ijverige menigte, en het uiteindelijke doel van al dit streven voor onze ziel verscheen.

We bezochten ook de school voor kinderen die in dienst gaan bij de marine. De vrienden die ons erheen brachten waren er niet zo tevreden mee. Er wordt gezegd dat het veel kost en weinig oplevert. Het leek ons ​​dat passender onderwijs voor het gekozen beroep onmogelijk was. Als alle jongeren op deze manier zouden worden opgeleid in hun vakgebied, zou ieder van hen waarschijnlijk oneindig veel meer kunnen bereiken in zijn of haar functie dan nu het geval is. Maar zou dit de onvermijdelijke eenzijdigheid, het natuurlijke gevolg van een dergelijke opvoeding, compenseren? En zouden ouders en verzorgers al op jonge leeftijd kunnen bepalen wat goed is voor hun kinderen? Het zijn vragen die wij uiteraard niet bevestigend durven te beantwoorden.

Voor de zeeman, die fysiek gehard is en gewend aan zijn onrustige element, die bijna nooit van carrière verandert en vrijwel volledig afstand moet doen van het huiselijk leven, is deze vroege kennismaking met alles wat zijn harde en zware levenswijze met zich meebrengt duidelijk heel nuttig. Vanaf jonge leeftijd moeten ze worden voorbereid om in masten te kunnen klimmen zonder bang te zijn voor wind, weer of levensgevaar. Als je het ooit wilt beheersen, moet je al op jonge leeftijd met het element vertrouwd raken, dat op elke nieuwkomer een geweld uitoefent dat alle geestelijke en lichamelijke krachten vernietigt. In deze instelling worden weesjongens opgeleid die meestal uit goede gezinnen komen. Degenen die vermogend zijn betalen een bijdrage, anderen niet. Maar iedereen wordt op gelijke wijze verzorgd en onderhouden, zonder onderscheid.

Deze jongens zijn netjes maar heel eenvoudig gekleed als matrozen, in een lange matrozenbroek van gestreept linnen en korte jasjes. Ze slapen net als op een schip in hangmatten die ze elke ochtend oprollen, zoals daar gebruikelijk is, en eten erwten, stokvis, pekelvlees en al het andere scheepsrantsoen uit grote houten kommen. Hun brood is scheepsbeschuit. Ze zien er fris en gezond uit en zijn grappig en vrolijk. Op de werf, weliswaar op het droge, ligt een vrij groot fregat waarop ze alle manoeuvres leren. Maar ze worden ook opgeleid op zee en onderwezen in alle wetenschappen die een goede zeeman nodig heeft. Het spreekt voor zich dat ondergeschiktheid en orde er strikt worden gehandhaafd.

Een vrolijke veertienjarige jongen met een heel slim en open gezicht leidde ons rond. Hij sprak vloeiend Frans en was drie jaar in Parijs in pension geweest. Hij weigerde heel beleefd en bescheiden het geld dat we hem voor zijn moeite wilden geven. Hij zei dat het niet was toegestaan ​​om hier iets aan te nemen.

In een bovenzaal, waar de directeuren en docenten van deze instelling bijeenkomen, zagen we een prachtig schilderij dat in dit gebouw een bijzonder ontroerende indruk op ons maakte. Het toont Admiraal van der Zaan [2] die afscheid neemt van zijn mooie blonde vrouw en op het punt staat om aan boord te gaan van een schip. Diepe maar ingehouden pijn spreekt uit haar jeugdige gelaatstrekken; hij pakt haar hand en wijst met zijn rechterhand naar de gevaarlijke weg die hij nu gaat betreden. In de verte zie je de haven en het schip van de admiraal, dat klaar is om te vertrekken. Zijn mannelijke, mooie gezicht toont de worsteling van de held met de mens. Het is moeilijk voor hem om niet toe te geven aan zachtere emoties, maar hij overwint ze met vastberadenheid, terwijl de vrouw probeert zijn verheven voorbeeld te volgen.
In een kast worden een Spaanse medaille en twee zware gouden kettingen met medaillons bewaard, de beloning voor zijn dapperheid, en het einde van dit alles: de kogel die zijn heldhaftige hart dodelijk trof.

Amsterdam heeft geen echte schilderijengalerij. Maar in veel rijke privéwoningen vindt men fraaie en zeer interessante kabinetten, die met grote hoffelijkheid aan vreemdelingen worden getoond. Maanden zouden niet genoeg zijn om alles goed te bekijken. We stelden ons tevreden met het bezoeken van enkele van de meest voortreffelijke, waarvan we de eigenaren al kenden: de heer De Smeth en de heer Van Winter. Ook al bestaan ze bijna helemaal uit kunstwerken van de Hollandse school – wie zou ze hier niet willen zien, op de grond waarop ze zijn ontstaan?

Er heerst hier een algemene voorkeur voor de eigen vaderlandse kunst. Er wordt eigenlijk maar weinig aandacht besteed aan andere scholen. Iedereen die door zijn opleiding boven de laagste klasse van het gewone volk staat kent de grote meesters van zijn land, in ieder geval bij naam, en blijft met zichtbare vreugde en belangstelling bij hun werken stilstaan wanneer de gelegenheid zich voordoet. Deze liefde voor kunst is nauw verbonden met de liefde van de Nederlander voor zijn vaderland. Hoe kan een natie die het land niet liefhebben, dat het voor zichzelf heeft gecreëerd, toen het zo moeizaam op de golven is bevochten?

De kunstenaars beelden doorgaans belangrijke momenten uit de geschiedenis van hun land af, of portretten van beroemde mannen wiens namen en diensten aan hun volk alom geprezen worden. Of ze reproduceerden getrouw de natuur om hen heen en het huiselijke leven, zoals je die beide nog dagelijks ziet. Uiteraard zal dit alles interessanter zijn voor mensen die kouder en flegmatischer lijken dan ze in werkelijkheid zijn. En deze warmte waarmee ze zich uitdrukken, waarmee ze als het ware de goedkeuring van de vreemdeling opwekken, is een verschijnsel dat des te aangenamer is naarmate het onverwachter is.

De collectie van de heer De Smeth werd op heel elegante wijze tentoongesteld in verschillende kamers. Hij heeft ons zelf rondgeleid. Onder de schilderijen die we zagen was een prachtig werk van Rembrandt, waarop een man en een vrouw aan tafel zaten. Mooie schilderijtjes van Van Mieris, prachtige dierentaferelen van Potter, een paar watervallen van Ruisdael, en ook wat werken van onze eigen Albrecht Dürer. Het meest opvallend voor ons, omdat ze zo waarheidsgetrouw zijn, waren twee voorstellingen in perspectief van Pieter de Hooch, waarvan de ene de buitenkant en de andere de binnenkant van een huis met open deuren en ramen voorstelde. Door verschillende kamers kun je precies zien wat er zich in huis afspeelt, en je kunt zoveel zien dat je bijna bang bent dat mensen de deuren en ramen zullen sluiten voor de ongenode toeschouwer.

Het kabinet van de heer Van Winter is nog groter dan dat van de heer De Smeth en niet minder opmerkelijk. Alleen is het vanwege ruimtegebrek niet zo goed ingedeeld. Ook hier zagen we een aantal van deze perspectiefschilderijen van Pieter de Hooch en opnieuw bewonderden we de grote waarheidsgetrouwheid en de uiterst perfecte uitvoering ervan. Deze kunstenaar lijkt in Duitsland weinig bekend te zijn.

Bij een vriend maakten wij ook kennis met de heer Versteck, eigenaar van een zeer grote en opmerkelijke verzameling tekeningen. Heel vriendelijk en op een voor ons zeer leerzame manier liet hij ons meerdere avonden achtereen een deel van zijn schat zien, in afzonderlijke, zeer rijke portefeuilles. Meer konden we niet zien in de beperkte tijd die we hadden.

Eén tentoonstelling moeten we nog noemen, die ons veel genoegen heeft bezorgd. Dat was de bloemenmarkt die elke maandag wordt gehouden. Alles wat bloeit en ruikt in de natuur, bloemen, struiken, kleine bomen, inheems en uitheems, bloeiend op het juiste moment van het jaar, kunstig opgekweekt, groeiend in potten of al afgesneden in boeketten, wordt een elke week samengebracht in lange, elegante rijen aan beide kanten van een straat. Het is werkelijk een uniek gezicht. Er is geen gebrek aan kopers of verkopers, want bloemenliefhebbers voelen zich hier thuis.

De mooiste en zeldzaamste planten worden echter verkocht in grote kelders aan de bloemenmarkt. Wij daalden af in een daarvan en waren bijna net zo verbaasd over de koopman als over de pracht en hoeveelheid van de bloemen die daar te koop waren. Een lelijke, smoezelige Jood was de eigenaar van deze schatten. Het zag er komisch uit hoe hij, met zijn lange puntige baard en oosterse gezicht, behendig heen en weer liep tussen deze allermooiste, tederste lentekinderen en ze ons aanprees met de voor zijn afkomst zo kenmerkende welsprekendheid. We moesten allemaal denken aan de geit als tuinman. Ons werd verteld dat de bloemenhandel, net als bijna alle detailhandel, voor het grootste deel in handen was van Joden. De kinderen van Abraham zijn hier ook bij alles betrokken en zijn bijna overal te vinden.

De eigenaar van een zogenaamde Japanse winkel, vlak bij onze herberg, bood ons een kijkje in een ander magazijn, zoals je dat waarschijnlijk nergens anders in Europa kunt vinden, alleen in Nederland. Omdat hij ons vaak voor zijn zaak langs zag lopen nodigde hij ons vriendelijk uit om binnen te komen en zijn curiosa te bekijken. Hij verzekerde ons dat het hem niets kon schelen of we iets kochten. Op een middag vervulden wij zijn wens. Mijnheer had zich voorbereid op ons bezoek en formeel zijn toilet gemaakt. Hij droeg een lange, vrij strakke kamerjas van lichtblauwe Indische stof, bijeengehouden door een kleurrijke gordel over zijn heupen, met een grote hoed met een puntige bovenkant en een neergeslagen rand op zijn hoofd, dat versierd was met een ronde, bruine wollen pruik, die hij ook in de kamer niet afnam. Zo opgedoft leek hij wel op een van zijn grote Chinese pagodes.

In een ruime kamer troffen we zijn schatten aan, zorgvuldig uitgestald. De meest smakeloze, nutteloze en vreemde zeldzaamheden die je maar kon bedenken. Ware curiosa. Echte Chinese pagodes, groot en klein, met dikke buiken, lange oren en in alle mogelijke vormen, knikten naar ons, staken hun tong uit en rolden met hun ogen om ons welkom te heten. Enkele van de kostbaarste exemplaren stonden in glazen kasten, levensgroot, versierd met echte Chinese kleding. Het ging hierbij niet om karikaturen, maar om figuren die waarschijnlijk tot de hogere kringen van Peking of Kanton behoorden. Vervolgens liet hij ons een aantal Chinese kunstwerken zien, fraai bewerkt in hout en ivoor, vreemde buitenlandse voorwerpen en borduurwerk, en een hoeveelheid oud Japans porselein, dat halverwege de vorige eeuw in grote weelde werd gebruikt en dat nog steeds zeer in trek is in Holland.

Kostbare Chinese gelakte meubels en dozen, zwart met goud, buitenlandse veren, opgezette vogels, kortom, zoveel kleurrijke spullen door elkaar dat we er sprakeloos van werden. Tot slot werden we getrakteerd op echte Chinese keizerlijke thee, uit hele kleine, echt Japanse kopjes. We kochten een klein tablet met zwarte Chinese inkt voor twee dukaten, gingen weg en braken ons het hoofd over wat hij nou moest met zijn toonzaal. Want het leek ons ​​onmogelijk dat iemand veel van die pracht en praal nodig zou hebben of zou kunnen kopen. Bovendien waren alle prijzen ontzettend hoog.

Het grote Nederlandse theatergezelschap was nu in Den Haag, waar gedurende een aantal zomermaanden voorstellingen werden gegeven. Wij moesten ons tevreden stellen met het bezoeken van twee kleine Franse theaters. Het ene theater was nog onder de middelmaat, het andere had moeite om zich op dat gouden niveau te handhaven. Toch werden ze allebei goed bezocht.

De Franse taal is erg populair in Amsterdam en vooral de zogenaamde welgestelde kringen hebben de nationale taal vrijwel geheel uit hun midden verbannen. Uiteraard kunnen wij ook niet lovend zijn over het aangename geluid. Voor ons, die Nederduits verstaan, leek het eerder komisch dan afstotelijk, vanwege de onvermijdelijke vergelijkingen en associaties. Er zit iets vertrouwds in zoals in het Platduits, en wanneer dames onder elkaar snel praatten klonk het niet slechter dan bijvoorbeeld Engels. De lokale mensen houden van hun taal, worden boos als mensen erom lachen en scheppen op over de grote rijkdom ervan. Voor vreemden is het lastig om de lokale bevolking te verstaan ​​als ze snel praten. De juiste uitspraak is erg moeilijk en kan bijna niet worden aangeleerd.

Langzamerhand raakten we meer vertrouwd met het Nederlandse leven en de Nederlandse cultuur. Men doet de bevolking, althans de bevolking van Amsterdam, onrecht als men hen als grover beschouwt dan de bevolking elders. Ze leken ons ​​beleefder dan in veel Nedersaksische steden. Het feit dat deze mensen vrijwel nooit hun hoed afzetten, zelfs niet binnenskamers, en niet snel hun pijp uitdoven ter wille van iemand, kan niet worden opgevat als een gebrek aan beleefdheid van hun kant. Als het nu eenmaal een gewoonte is in het land dan weten ze niet beter, en als een vreemdeling zijn hoed afzet in hun huis, dan denken ze dat hij dat doet omdat het comfortabeler voor hem is, en houden ze zelf hun hoed ongestoord op hun hoofd.

Een koud flegma, en kalme onverschilligheid voor alles wat hen niet direct aangaat, kan men hun niet ontzeggen. Net zo min als soberheid, die soms grenst aan gierigheid. In hun gedrag hebben ze over het algemeen iets rustigs, vriendelijks en goedaardigs, en ze zijn ook niet onaangenaam, als het maar geen geld kost. Ze vinden een beetje moeite niet erg. Er wordt veel gezegd over de Nederlanders uit de lagere klassen, maar dat hebben we niet bevestigd gekregen. Geen van hen heeft ooit, wanneer we vroegen hoe laat het was of om de weg vroegen, geld van ons gevraagd voor hun advies, zoals over hen wordt beweerd. Integendeel, menig weldoorvoede Mijnheer liep een heel eind met ons mee in zijn kamerjas en op pantoffels, om ons op de hoek van de straat met zijn tabakspijp het huis aan te wijzen dat we zochten, en bleef dan staan ​​en keek ons ​​na om te zien of we wel bij de juiste deur waren, zonder meer te verwachten dan een vriendelijk bedankje.

Het is moeilijk om in het buitenland een beeld te krijgen van de zuinigheid van dit ijverige volk, hoeveel men er ook over vertelt. Zelfs in de huizen van rijke kooplieden wordt meestal alleen op zondag een groot gebraad geserveerd, en komt het in verschillende vormen gedurende de week weer op tafel. De mensen zijn tevreden zolang ze geen gebrek hebben aan dun koffiewater, tabak en bessenjenever, en het klimaat maakt die laatste twee noodzakelijk.

De geest van sparen is de ware nationale geest van de Nederlanders. Ze hebben bijvoorbeeld enorme voorraden van het fijnste linnen, maar die bewaren ze zorgvuldig in grote kisten voor hun kinderen, die ze op hun beurt weer aan hun kinderen nalaten, terwijl ze zich tevreden stellen met veel minderwaardig linnen voor levenslang gebruik. En zelfs in dit gebruik zijn ze van een soberheid die we niet nader willen beschrijven.

Genoeg, de geprezen schoonmaakwoede van dit volk strekt zich alleen uit tot hun huizen. Voor zichzelf besparen de goede Nederlanders zelfs op het gebruik van water. Net zo zuinig zijn ze met brandstof, die in hun land toch helemaal niet zo duur is en voor het grootste deel bestaat uit turf. Schoorstenen zijn er vaak zo smal dat het niet mogelijk is er een goed vuur in te stoken. De vrouwen zitten bijna de hele dag met hun voeten op een stoof, om te voorkomen dat ze bevriezen.

Nederlanders hechten wat hun kleding betreft veel waarde aan duurzaamheid en besteden geen aandacht aan welke indruk het maakt, omdat ze alleen zaken van blijvende waarde willen. De vorm maakt hen niet uit. Vrijwel alle sieraden bestaan uit grote knopen, kettingen en sluitingen van goud en zilver, vaak ook met edelstenen. Ze zijn echter op een heel ouderwetse manier gemaakt en al generaties lang doorgegeven.

Ze leven in krappe, armoedige kamers en gebruiken de slechtste meubels. Maar ze hebben ook een schitterende kamer waarin alles blinkt en fonkelt. Die is de trots van de huisvrouw, ook al zal ze hem misschien jarenlang niet gebruiken en alleen af ​​en toe binnenkomen om het stof weg te vegen. Zo gaat dat in de lagere klasse van de bevolking. Bij de hogere klassen vindt men uiteraard dezelfde basiskenmerken, alleen helemaal anders. Wat elders vaak akelige zuinigheid lijkt, verandert hier in verstandige spaarzaamheid, huiselijkheid en een rustig en vredig gezinsleven.

Over het algemeen kan niemand de Nederlanders beschuldigen van gierig gedrag. Kijk maar eens naar de vele liefdadigheidsinstellingen, die hun bestaan ​​uitsluitend te danken hebben aan de vrijgevigheid van het volk. Zodra er sprake is van zo’n goed doel is iedereen blij om te kunnen geven. Dat ze meer waarde hechten aan geld en bezit dan misschien zou moeten kan niet worden ontkend. Maar kun je dat de mensen kwalijk nemen, die alles wat ze bezitten door arbeid hebben verworven? Zelfs de kluit aarde waarop ze leven, die met enorme moeite is gewonnen van een machtig element, waartegen ze nog steeds met dammen en sloten moeten vechten, opdat de oude vloed niet op een dag zijn vroegere eigendommen weer gewelddadig zal verslinden?

Maar wat spaarzaamheid betreft kent geen enkel volk meer zogenaamde liefhebberijen dan dit land, die vaak met grote kosten gepaard gaan. Nergens anders zijn er meer verzamelaars van rariteiten van allerlei aard. Collecties van schilderijen, gravures, tekeningen, munten, schelpen en natuurhistorische curiosa zijn de hobby’s van de rijken, terwijl de rest tevreden is met zegelafdrukken, tabakspijpen, Japans porselein en allerlei soorten speelgoed. Iedereen heeft wel iets in huis waar hij na een dag hard werken van geniet en waar hij veel waarde aan hecht, ook al lijkt het voorwerp voor de leek nog zo onbeduidend.

Tuinieren is de populairste hobby en daar wordt veel geld aan uitgegeven. Wie het zich kan veroorloven heeft een tuin, soms dichtbij, soms verder weg van de stad, waar hij met zijn gezin van zaterdag tot maandag woont. Deze landhuizen zijn vaak prachtig en goed gemeubileerd, de tuinen zijn groot en de kassen mooi. Nederlandse tuinders bezitten als geen ander het vermogen om de mooiste geschenken van de natuur te krijgen in een ongunstig klimaat. Alle edele vruchten gedijen onder hun zorgzame handen alsof ze in hun land van afkomst zijn. Bij de bouw van de kassen wordt op zo’n manier gebruik gemaakt van zon, lucht en licht dat er veel warmte bespaard wordt en het fruit beter groeit. Halverwege de maand mei zagen we al perziken, meloenen en druiven, die nog net niet helemaal rijp waren, in de kas van een rijke koopman. En zoals ons werd verzekerd waren ze zonder enige brandstof tot deze perfectie gebracht. Vuur wordt alleen gebruikt om ananas te kweken, die we hier ook mooi en groot hebben gezien. Nederlandse groenten en bloemen zijn zo beroemd dat we die hier niet hoeven te promoten.

De tuinen variëren tussen de zogenaamde Engelse en de oude Franse stijl. Maar het is te vrezen dat de moderne, dichte bossen, die zo slecht passen bij dit zeer vlakke land, waarin je in een beperkte ruimte, in smalle, angstaanjagend kronkelende paden bijna duizelig wordt van het draaien, binnenkort net zo gemakkelijk de in grootse stijl ontworpen landgoederen met hun prachtige lanen en bloemperken uit Nederland zullen verdringen, zoals dat in Duitsland al is gebeurd.

Het echte sociale leven is heel anders in Amsterdam. Middagmaaltijden worden minder vaak gegeten dan avondmaaltijden. Behalve op zondag in de tuin, want de weekdagen worden door iedereen gebruikt om te werken. Er zijn hier huizen waarin de mensen nogal op grote voet leven. Ze komen om half tien ’s avonds bijeen om te spelen en gaan pas rond middernacht aan tafel. Maar dat zijn vooral buitenlandse families die een uitzondering op de regel vormen. De echte Amsterdammers leven meer huiselijk. Hun contact beperkt zich tot familieleden en een paar vrienden. Hierdoor worden de kringen kleiner. Een vriendelijke, warme, zij het ietwat ouderwetse manier van leven die doet denken aan het leven in de voormalige keizerlijke steden van ongeveer twintig jaar geleden.

Het ziet er vreemd uit als je voor het eerst een gastenkamer binnenkomt, en in een grote kring waar de dames worden ontvangen voor elke stoel een kleine open haard ziet staan. Zelfs in de zomer, wanneer er uiteraard geen vuur in zit, maar ze enkel dienen als comfortabele steun om je voeten op te zetten. De Nederlandse vrouwen zijn er zo aan gewend dat ze niet meer zonder kunnen. Het eerste hoffelijke gebaar dat je maakt tegenover een dame die op bezoek komt, is haar een stoof aan te bieden. In de winter zijn ze echter onmisbaar, want de salons zijn over het algemeen ruim en hoog en kachels zijn niet gebruikelijk. Het klimaat is weinig of helemaal niet warmer dan in Midden-Duitsland. Bovendien is er de onvriendelijke gewoonte dat alleen de heren in het gezelschap bij het vuur komen en de dames er nauwelijks naar mogen kijken. Zij moeten dan uiteraard hun toevlucht zoeken bij de stoven om niet dood te vriezen. Maar ze zien er weinig gracieus uit in de houding die ze onvermijdelijk moeten aannemen. Het is moeilijk om niet te lachen als je de salon binnenkomt en een dozijn mooie dames in deze peinzende houding ziet zitten. Gokken is in Nederlandse gezelschappen net zo gewoon als in Duitsland.

De tafel wordt netjes maar zelden overdadig gedekt. De kookkunst lijkt op de Franse keuken, maar is veel eenvoudiger. Op één gebied overtreffen de Nederlandse koks alle chefs ter wereld, namelijk in het bereiden van vis. Ze bezitten een vaardigheid die door buitenlanders niet geleerd of beschreven kan worden. Ook goede huisvrouwen weten hier veel van, vooral vergeleken met buitenlandse vrouwen. Er verschijnen altijd meerdere versies van dit populaire nationale gerecht op tafel, één voor één, maar steeds een klein beetje zodat de vis warm blijft en niet te lang zacht wordt in het water. Bij het dessert wordt, naast de dessertwijn, meestal ook likeur geserveerd, die zelfs de dames niet afslaan. We hebben al opgemerkt dat het klimaat deze verwarmende dranken net zo noodzakelijk maakt als de stoven. Om dezelfde reden wordt ook gember in de suiker gebruikt, wat voor mensen die er niet aan gewend zijn op de hel lijkt. Nederlandse vrouwen zijn er dol op en verpesten daarmee hun toch al zelden gezonde tanden volledig.

Vriendschappelijke bijeenkomsten gaan hier niet vergezeld met veel ceremonie. Elke heer krijgt bij het dessert een lange pijp van klei, en zelfs jongens van vijftien jaar oud roken er dapper op los. De dames zijn eraan gewend en het schijnt dat de ouderen onder hen dit plezier soms met de mannen delen. Maar dat hebben we zelf nooit gezien, misschien omdat ze bang zijn voor de spot van vreemden. Vervolgens worden de kwispedoortjes op tafel uitgestald, samen met het fruit en de jam. Alleen al het feit dat je weet waarvoor ze dienen maakt hun verschijning al weerzinwekkend. Overigens zijn deze spuugbakjes heel delicaat gemaakt van porselein of van glas, met een vrij smalle, hoge hals, zodat men niets anders ziet dan hun vorm, die niet veel afwijkt van een ouderwetse suikerpot.

Broek

We konden de omgeving van Amsterdam niet verlaten zonder een bezoek te brengen aan dit dorp, dat bekendstaat om zijn extreme netheid. In de haven gingen we aan boord van een van de vele trekschuiten die elk kwartier vertrekken en die het reizen in dit waterrijke land comfortabel, veilig en ongelooflijk goedkoop maken. Reizen over land heeft al deze voordelen niet. We hebben al gezegd hoe duur dat is. Bovendien zijn Nederlanders niet zo goed met paarden, zijn de wegen over het algemeen slecht en gaat het reizen over land en over water langzaam. Daar is niets aan te doen, je moet je erbij neerleggen, met Nederlands geduld. Haastige spoed is zelden goed, is hier het devies.

Op zo’n lange boot met een dak zit men echter als in een wieg, geen stof valt op de reiziger. Men trekt zich niets aan van weer en wind, maar leest, schrijft en werkt net als in zijn eigen kamer. Als de wind goed is worden de zeilen gehesen, en als het niet goed waait wordt de boot door paarden getrokken. Vandaar de naam trekschuit. Het dak is verdeeld in twee ruimten, een grotere voor en een kleinere ruimte helemaal achterin. Deze ruimten kan men huren voor langere reizen of voor plezierreizen. Dit keer was onze reis heel kort. We voeren gewoon door de haven, dwars door de zwerm schepen en boten. Daar vonden we bij een herberg een redelijk rijtuig, dat ons in ongeveer een half uur naar onze bestemming bracht over een heel laag pad tussen kanalen en weilanden.

We hebben nog nooit een zo’n vreemde plek gezien als Broek, en waarschijnlijk is er geen andere plaats ter wereld die erop lijkt. De bewoners zijn allemaal rijke kapitalisten die zich met hun geld net als kluizenaars volledig van de wereld afzonderen. Ze zijn alleen maar bezig met het schrobben en schoonmaken van alles om hen heen, en met het bestrijden van vliegen. Ze hebben weinig contact met elkaar, iedereen leeft op zichzelf en er komt zelden iemand op straat.

Zodra er een vreemdeling in het dorp verschijnt trekken de dorpelingen zich als slakken terug in hun huizen, doen de deuren op slot en gluren alleen nog maar stiekem door de kieren tussen de sneeuwwitte gordijnen die de spiegelgladde ramen van boven tot onder strak bedekken. Ze laten alleen de meest vooraanstaande vreemden toe in hun huizen, en dat zelfs met grote tegenzin, omdat ze het niet kunnen voorkomen. Een tijdje geleden bezocht een zeer voorname dame verschillende huizen om de woningen van deze merkwaardige mensen te bezichtigen. Een dienstmeisje volgde haar angstig waar ze ook ging. Ze veegde met een vochtig doekje de plek af waar ze met haar mooie zijden schoentjes had gestaan, zodat er geen vreemd stofje in het appartement achterbleef.

Het dorp strekt zich uit in een halve cirkel rond een bekken dat wordt gevormd door twee kanalen die hier samenkomen. De straten zijn zo smal dat er geen wagen doorheen kan rijden. Het rijden wordt onmogelijk gemaakt door de obstakels die hier en daar worden geplaatst. Geen koe, geen paard, geen schaap mag door de straten lopen. Alle dieren worden teruggebracht naar hun stallen. Ja, als het mogelijk zou zijn, zouden vogels ook niet meer over de weg mogen vliegen. Het trottoir bestaat uit smalle rood- en blauwachtige geglazuurde bakstenen, ook wel klinkers genoemd. Deze zijn in allerlei patronen neergelegd, zodat het lijkt alsof de straten bedekt zijn met Turkse tapijten. Er wordt geen vuiltje op getolereerd, alles is als de vloer in de meest elegante salon. Het gras dat tussen de stenen groeit wordt er voorzichtig uitgetrokken.

De huizen zijn niet groot, maar wel sierlijk, smakeloos en kleurrijk, alsof ze uit een speelgoedwinkel in Neurenberg komen. Voor elk huis ligt een kleine tuin, zodat de huizen ver genoeg van elkaar liggen om voldoende licht te krijgen, maar de straten niet breder zijn dan nodig is voor twee of drie mensen die naast elkaar lopen. Elk huis heeft twee deuren, één in het achterhuis als dagelijkse in- en uitgang, en de andere aan de voorkant van het huis. Die wordt alleen met veel ceremonie geopend tijdens de drie belangrijkste gebeurtenissen in het leven: dopen, bruiloften en begrafenissen. Dan worden er trappen geplaatst bij deze ingangen, die zich enkele meters boven de grond bevinden. Maar zodra het feest voorbij is worden ze meteen weer weggehaald, zodat geen enkele onbevoegde voet de heilige drempel kan aanraken. Deze deur, de trots van de eigenaar en het grootste sieraad van het huis, is prachtig verguld, kleurrijk beschilderd en rijkelijk versierd met allerlei krullend houtsnijwerk. Daarboven is een soort reliëf te zien, bestaande uit vergulde en beschilderde figuren die lijken op speelgoedpoppen. Meestal wordt er op een slimme manier verwezen naar de eigenaar van het huis, zijn naam of zijn beroep. Zo denken wij nog met genoegen terug aan een kleine notaris in Pontificalibus, die een gouden veer sneed die even lang was als hijzelf, terwijl hij net zo’n veer achter zijn oor had gestoken.

De tuinen voor de huizen zijn minstens zo mooi om te zien. Alles is er te vinden, behalve de natuur. Je ziet er bomen die er niet meer uitzien als bomen. Hun kronen zijn zo bijgesneden dat de stammen met witte olieverf zijn beschilderd om ze eleganter te maken. Daar kun je alle mogelijke en onmogelijke dieren uit de bekende en onbekende wereld zien, gesneden uit buxushout, naast zuilen, piramides en triomfbogen van taxushout. In het midden van de tuin staat een zeer verfijnde versiering, zoals een kleurrijk beschilderde Nederlander die op een vat zit, een Turk die zijn pijp rookt, of een enorme mand met bloemen waaruit een kleine wit geschilderde tuinman door vergulde takken ondeugend naar buiten gluurt. De grond is bedekt met talloze krullende buxusbladeren, met daarover kleurrijke glaskoralen, schelpen, stenen en scherven in alle mogelijke kleuren, in de mooiste, meest strakke symmetrie, zodat het lijkt op een kolossaal, smakeloos borduurwerk.

Het weeshuis was het enige huis waar onze komst niet kon worden tegengehouden. Hier waren we blij met de grote netheid, hoewel die niet minder pedant leek dan elders. We dachten dat dit een goede invloed moest hebben op de gezondheid van de arme kinderen, die vaak zo verwaarloosd worden. Overal in de kamers en in de gangen lagen lopers van canvas die men niet mocht betreden, en zelfs op de drempels lagen sneeuwwitte doeken uitgespreid, waarop men als het ware een proefafdruk moest zetten. Wie op zo’n doek ook maar een spoor van zijn voetstappen achterlaat, mag nauwelijks verder zonder toestemming.

Het spreekt voor zich dat de authentieke Nederlandse klederdracht bij deze mensen in zijn oorspronkelijke puurheid bewaard is gebleven. De hoofddeksels van de vrouwen vonden we opmerkelijk. Ze droegen de gebruikelijke kleine Hollandse mutsjes met gouden of zilveren gespen, die door middel van een veer zo strak op het hoofd en de wangen vastzitten dat het lijkt alsof ze vastgespijkerd zijn. Vóór deze haarspeldjes echter, rondom het voorhoofd, krult het haar in duizend kleine, platte krullen, die allemaal precies gelijk zijn. Elke krul bestaat uit ongeveer zes zorgvuldig getelde haren en is zo sterk als ijzerdraad. Ze lijmen hun haren aan elkaar met suikerwater en zijn dan minstens een week lang klaar met dit hoofdbestanddeel van hun toilet.

Haarlem

De afstand van Amsterdam naar Haarlem is ongeveer drie kilometer. Het kanaal loopt in een rechte lijn, zelden onderbroken door een kleine bocht. Ondanks de fraaie weilanden, waar prachtige koeien in het hoge gras grazen, en de vele grote en kleine landhuizen met bijbehorende tuinen die we passeerden, vonden we het tochtje toch een beetje saai. Vermoeiende uniformiteit is een deel van het karakter van dit land waaraan men nauwelijks gewend raakt.

Haarlem is een aanzienlijke stad, van gemiddelde grootte, fraai gebouwd in de Nederlandse stijl en onbeschrijflijk schoon en netjes. Zelfs in Holland steekt ze er wat dat betreft bovenuit, zonder echter te vervallen in de belachelijk pedante stijl van Broek.

Voordat we de stad bereikten, zagen we het Haarlemmermeer, dat voor het oog onafzienbaar was. Enkele honderden jaren geleden waren hier verschillende dorpen, omringd door weilanden en tuinen, bewoond door gelukkige mensen. Alles ging ten onder toen de zee woedend door de dammen brak die haar tegenhielden, en de ongelukkigen die het hadden gewaagd haar weg te duwen zonken met hun huizen in de schuimende golven. Ze zijn spoorloos van de aarde verdwenen. Kalm en zilverachtig spelen de blauwe golven nu in het zonlicht over het enorme monsterlijke graf. Geen enkele Nederlander zou dit meer kunnen zien zonder te huiveren. Want wie kan garanderen dat wat eenmaal is gebeurd, niet nog eens zal gebeuren? Maar achteloos en kalm lopen ze langs de oever van dit verschrikkelijke meer. De tijd is nog machtiger dan de elementen, hij vernietigt alles, en overwint alles: angst en hoop, elke pijn en elke vreugde.

Vlak achter de stad ligt het Haarlemmerhout. Een mooier wandelbos op een volkomen vlak terrein is niet denkbaar. Het is behoorlijk groot en wordt doorkruist door lanen met hoge bomen waarin talloze nachtegalen zongen. Nog nooit hebben we zulke mooie bomen gezien als hier. Fraaie landhuizen omgeven door prachtige tuinen liggen verspreid door het bos. Sommige zijn buitengewoon elegant en prachtig, net als de grote tuinen die erbij horen, aangelegd in Engelse stijl. Vooral het landhuis van de beroemde bankier Hope is opvallend, gebouwd met vorstelijke pracht. Er wordt gezegd dat de binnenkant niet helemaal overeenkomt met de buitenkant. Misschien is het nu anders. De voorgevel van het zeer brede gebouw, versierd met vele marmeren beelden, zorgt voor een geweldig effect.

We bezochten het Hertenkamp, een landgoed dat onlangs te koop stond. Het heet Hertenkamp omdat in de bijbehorende dierentuin veel herten worden gehouden, zeldzame gasten in dit land. Het huis is minder indrukwekkend dan de prachtige, grote Engelse tuin, waarin we vooral een aantal groenblijvende bomen en struiken van zeldzame schoonheid en grootte bewonderden.

Haarlem staat bekend om zijn bloementeelt, die hier op grotere schaal plaatsvindt dan waar dan ook. Heel Europa wordt hier voorzien van bloembollen en zaden. De aanblik van zo’n veld, aangelegd voor de teelt van bloemen (je kunt het immers nauwelijks nog tuinen noemen, zo groot zijn ze), is buitengewoon betoverend in de bloeitijd. We bezochten er een aantal. De eigenaren zijn zeer gerespecteerde mensen. Lang voordat we de tuin bereikten roken we al de heerlijke geur van duizend bloemen. Wij konden onze ogen niet geloven toen we de bijna onafzienbare velden zagen, waarop de mooiste en grootste hyacinten en narcissen in de meest schitterende, wisselende kleuren heen en weer wiegden, als een korenveld in de zachte wind. De tulpen waren al in bloei. Hun kleurrijke koninkrijk biedt een aanblik van oosterse pracht. Maar oorschelpen schitterden als donkere sterren van robijnen en saffieren op duizend bedden. Anjers en rozen stonden er in overvloed, wachtend op het juiste moment om hun pracht te ontvouwen.

Hoe gelukkig is zo’n Haarlemse bloemist, dachten we bij onszelf! Maar toen we de eigenaar van dit bedrijf hoorden vertellen over iets wat ons zo in vervoering bracht, alsof het iets was als elke andere handelswaar, werd onze illusie wreed verstoord en haastten we ons verder.

Den Haag

De weg van Haarlem naar Den Haag, die deels door prachtige lanen loopt, zou heel aangenaam zijn als hij minder zanderig was. Dit ongemak wordt nog eens versterkt door het constante, onuitstaanbare slakkengangetje van de paarden. Aan alle kanten zagen we prachtige landhuizen, omringd door charmante tuinen die in het voorjaar volop in bloei stonden.

Halverwege de weg zagen we, een stukje verderop aan de linkerkant, de oude, beroemde stad Leiden, toen nog in haar oorspronkelijke pracht en praal, getooid met prachtige torens. Want het vreselijke, verwoestende ongeluk had haar nog niet getroffen. [3] We hadden er graag nog even willen blijven om te weten welke bijzondere dingen er binnen de muren te zien waren, maar de steeds dreigender wordende geruchten over oorlog dreven ons verder. [4]

Dichter bij Den Haag wordt het land merkbaar hoger en wint de omgeving aan charme. Kort voor de stad bereikten we het Haagse Bos. In schoonheid en omvang overtreft het zelfs dat van Haarlem. Ook hier werden we begroet door het gezang van duizend nachtegalen en aan alle kanten openden zich prachtige wandelpaden en lanen door het lentegroene bos. In de buurt van Den Haag deed het gebied ons sterk denken aan de route van Braunschweig naar Wolfenbüttel.

In Den Haag troffen we een stad vol leven en vrolijkheid. Het was de laatste dag van de kermis. Onder de ramen van de herberg waar wij verbleven klonk het vrolijke gewoel van een grote jaarmarkt. Koorddansers, ruiters, marionetten en versierde kraampjes vol speelgoed voor kinderen van alle leeftijden verrukten ieders hart. De Mijneheren leken hun gebruikelijke gewichtigheid volledig te zijn vergeten en hadden net zo veel plezier als alle andere mensen.

Vroeger noemde men Den Haag een dorp, maar dat was het niet: het zou een dorp zijn van paleizen. De plaats is erg groot, met een prachtige mix van stad en platteland, met overal prachtige privéwoningen en indrukwekkende paleisachtige gebouwen, afgewisseld met charmante tuinen, promenades en lanen, alles in de gebruikelijke pracht van Hollandse netheid en orde.

We bezochten hier voor het eerst het Nederlandse theater. Er was een vertaalde voorstelling van La Femme jalouse, een heel sentimenteel toneelstuk. Madame Snoek, een grote publiekslieveling, speelde de hoofdrol, met misschien iets te veel pathos, geheel in de hoge Franse tragische stijl, net als de andere acteurs. [5] Het lijkt ons dat het hele toneel naar Frans voorbeeld is nagemaakt. De taal klinkt echter een beetje komisch door de verheven, pathetische uitdrukkingen en we hebben een paar keer gelachen, tot grote ergernis van onze ontroerde buren.

Het naspel was een korte operette, eveneens vertaald uit het Frans over kinderlijke liefde, en eveneens, zoveel mogelijk, in de Franse stijl uitgevoerd. Hier leek de naïviteit van de Nederlandse taal beter op zijn plaats, zelfs bij het zingen werkte het beter dan we verwachtten.

We bezochten het voormalige paleis van de stadhouder, waar nu de regering zetelt. Een van de afgevaardigden uit Amsterdam was zo vriendelijk om ons persoonlijk rond te leiden. De hal waarin de afgevaardigden bijeenkwamen maakt een imposante indruk. Zowel de hoge koepel als de muren zijn rijkelijk versierd met schilderingen en verguldsels, hoewel in een nogal ouderwetse stijl. Het clair-obscur dat door deze decoratie ontstond, paste goed bij de serieuze bestemming van deze locatie. De zaal die voor de wetgevende vergadering was gereserveerd, was veel vrolijker en geheel in het wit gedecoreerd. Boven was een tribune voor het publiek en in de hal zelf stonden stoelen buiten de hekken voor de afgevaardigden die de openbare bijeenkomsten wilden bijwonen.

Naast diverse andere kamers en zalen, zagen we in drie of vier ervan een goed geordende bibliotheek, ingericht voor het gebruik van de afgevaardigden, en de zaal waarin een algemene vrede werd gesloten. Hij is groot en rijk versierd, hoewel geheel in de oude stijl met sculpturen, schilderijen en verguldsel, en heeft hoge gewelven en een prachtig beschilderd plafond. Het bijzondere is dat je nergens zo zacht kunt praten, dat je het in de hoek er schuin tegenover niet duidelijk kunt horen. Als curiositeit mochten we ook de vloer van deze zaal bewonderen, die lang is, maar waarvan alle planken toch uit één stuk zijn gemaakt. Enorme bomen, de trots van oeroude bossen, moeten op moordlustige wijze ten prooi zijn gevallen om deze planken te leveren.

We reden over een heel mooi pad door het bos naar Ten Bosch, het vroegere paleis van de stadhouders. We troffen de tuin en zelfs een deel van het slot aan in volledig verwaarloosde toestand, en niet meer in overeenstemming met de oorspronkelijke functie. Het was door een restaurateur omgebouwd tot een plek voor openbaar vermaak. Wij werden aangetrokken door de schilderijenverzameling, die verdeeld over zeven kamers aan vreemden wordt getoond. Helaas konden we er maar weinig tijd aan besteden.

Wij waren vooral geïnteresseerd in de eerste twee kamers. Het waren alleen merkwaardige, maar goed geschilderde portretten van de beste meesters. Ze schilderden allemaal mannen die eeuwige roem in de geschiedenis van hun land hadden verworven. Meestal vriendelijk, met een trouwhartig gezicht, wijs, zonder kwade bedoelingen. Daaronder was het portret van de hertog van Alva te zien, bleek, mager, koud, met een afschuwelijke blik en uitdrukking. Bij deze aanblik werden we heel levendig herinnerd aan het beeld van die tijd, zoals onze onsterfelijke Schiller die beschreef, en Goethe, auf den Brettern, die die Welt bedeuten.

Hier hing ook een angstaanjagend nachtelijk stuk dat de moord op de gebroeders De Witt laat zien. Dit schilderij, verlicht door één enkele fakkel, biedt een afschuwelijke aanblik en is meestal bedekt met een grijs zijden gordijn, omdat de afbeelding van de griezelscène te schokkend is om lang te bekijken. Eén kamer is door De Witt geschilderd in een bedrieglijk grijs op grijs. Je kunt jezelf er bijna alleen door te voelen van overtuigen dat het de kwast is die hier de magie heeft bewerkstelligd, en niet de beitel. In de overige zalen hangen veel schitterende schilderijen van de beste Hollandse meesters, waaronder werken van Van Dijck, Rubens, Wouwerman, Teniers, Van Ostade, Hondecoeter en anderen. Heel aardig is het schilderij van Karel II van Engeland, geschilderd door Van Dijck, dat hem hand in hand met zijn zusje laat zien, toen ze nog kinderen waren. De lieflijke, pure onschuld van de kindertijd contrasteert met de zware, prachtige kleding van de koningskinderen Het is een prachtig beeld dat we niet konden loslaten.

Daarentegen is Rubens’ ‘De Kindermoord van Bethlehem’ gruwelijk. Hoe kon mooie, rustige kunst ooit zo’n vreselijk onderwerp kiezen! En toch schilderde zelfs Rafaël er ook een! Hoe is het mogelijk om met liefde bij zo’n afbeelding stil te staan? En dat is toch precies wat de kunstenaar moet doen? Hier zie je de huilende moeders, de slagersknechten van soldaten, de mismaakte, schreeuwende slachtoffers van de slachting. Alles wat afschuwelijk is, alles wat bloederig is, zoals alleen de meest opgewonden fantasie zich dat kan voorstellen, is levensgroot en levensecht afgebeeld. Het was te gruwelijk om er lang bij stil te staan. Veel liever keken we naar het vriendelijke schilderij van Holbein, van een oude man gehuld in bont, en de man en vrouw, natuurgetrouw en niet onedel afgebeeld door Teniers. Er werden ons ook enkele schilderijen van de Italiaanse School getoond, maar in dit land moet je iets dergelijks niet zoeken. Geen ervan leek ons ​​van grote waarde, hoewel ze pronkten met grote namen.

Hier worden veel oudheden die in hoog en heilig aanzien staan nog steeds zorgvuldig bewaard, met de loyale vaderlandsliefde die de Nederlanders kenmerkt. Bijvoorbeeld het zwaard van Admiraal de Ruyter, wiens nagedachtenis door zijn volk nog steeds als die van een halfgod wordt vereerd, en een verguld kanon, versierd met gedreven zilverwerk, dat hij in Barbarije buitmaakte.

De grootste, maar niet de meest aangename indruk, werd op ons gemaakt door een zogenaamde danszaal. Maar hoe iemand daarin ooit kon dansen bleef voor ons een raadsel. Het plafond verheft zich in een puntige koepel van aanzienlijke hoogte. In deze koepel zijn ramen aangebracht die van bovenaf de hal verlichten, maar van beneden zijn ze nauwelijks zichtbaar. Deze koepel, de zijwanden, de ruimte tussen de ramen en zelfs de deuren, die wanneer ze gesloten zijn van binnenuit niet te onderscheiden zijn, zijn allemaal bedekt met schilderingen die één groot, immens schilderij vormen dat de hele ruimte vult. Levensgrote, zelfs kolossale figuren kronkelen onder en over elkaar heen, in een vreemde warboel verstrengeld. Vrouwen, oude grijsaards, kinderen, paarden, skeletten, koningen, krijgers, heidense goden, christelijke heiligen, engelen en duivels slingeren voor het verblinde oog als in een koortsdroom. Het is onmogelijk om een ​​begin of een einde te vinden, geen lege plek waar je zou kunnen rusten, geen uitweg uit deze vreemde kamer is te bekennen.

De figuren overweldigen de toeschouwer. Er is een onrust daarbinnen, een duistere beklemming. Vergeefs probeert men de betekenis van het geheel te begrijpen en enige orde te scheppen. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer alles door elkaar raakt, hoe duizelingwekkender de verschrikking je aangrijpt. Een dag alleen in deze kamer doorbrengen zou een ondraaglijke straf zijn voor iemand die gezegend is met een levendige fantasie. Wanneer zonnestralen afzonderlijke delen van deze enorme structuur verlevendigen, of de schemering tegen de avond de toch al verwarde mens nog meer in verwarring brengt, hier waar geen deur zichtbaar is, waar schedels je uit elke hoek aangrijnzen, en grote, witte wilde paarden steigeren, verschrikkelijke  gezichten en mooie vrouwenhoofden langs elkaar heen kijken, overvalt je een soort waanzin waardoor je uiteindelijk de waarheid niet meer van de schijn kunt onderscheiden.

De schepper van al deze verwarring, een oude prinses uit het Huis van Oranje, kijkt vanaf de top van de koepel naar beneden, met een schedel in haar armen. Jordaens en zijn leerlingen hebben deze zaal beschilderd. Er ligt een allegorie aan het geheel ten grondslag. Maar wie zou die kunnen en willen ontcijferen?

Op de terugweg van Huis ten Bosch bezochten we de zeer bezienswaardige grote kassen van de heer Becker, een rijke tabakshandelaar uit Rotterdam, waarna we ons tegen onze wil haastten om Den Haag te verlaten. De reis van daar naar Rotterdam duurt slechts een paar uur en lijkt wel een pleziertochtje. We reden bijna aldoor langs tuinen en landhuizen, waarvan de grootte en pracht ons vaak verbaasden. We reden vlak langs Delft, een grote stad die we vanwege tijdgebrek alleen in het voorbijgaan zagen, en voor we het wisten waren we in Rotterdam.

Rotterdam

Deze stad, na Amsterdam de belangrijkste van Holland, ziet er van buiten zeer vriendelijk uit. Ook hebben we alle reden om haar inwoners te prijzen. Tijdens de paar dagen dat wij bij hen verbleven, werden we in verschillende huizen gastvrij ontvangen. In de hogere klassen troffen we overal goedhartige, vriendelijke karakters, gecombineerd met een goede sociale ontwikkeling. Het gewone volk leek ons hier precies zoals in Amsterdam. In de hogere klasse in Rotterdam spreekt men consequent Frans. Hierdoor is het voor vreemdelingen veel gemakkelijker om met hen om te gaan. De sfeer in een gezelschap is vergelijkbaar met die in de sociëteit van Hamburg, het enige verschil is dat men in Rotterdam in het algemeen voorzichtig speelt. Maar in de ene stad wordt net zo vaak gespeeld als in de andere.

Rotterdam is een grote stad, en hoewel de huizen allemaal aan de straatkant liggen, is de stad over het algemeen goed gebouwd. We kunnen ons echter geen enkel bijzonder gebouw herinneren. Ook hier zijn netheid, welvaart en orde alomtegenwoordig. De stad heeft het grote voordeel ten opzichte van Amsterdam dat de lucht en het water hier veel beter zijn dan daar. De zeer brede kanalen bevatten vers stromend water. Door deze kanalen, omzoomd door prachtige lindebomen, kunnen grote schepen uit de verste uithoeken van de wereld tot aan de deur van hun eigenaars of schippers komen.

Vooral een straatje genaamd de Boompjes leek ons ​​aangenaam. Eigenlijk is het gewoon een rij huizen aan een brede straat met twee rijen hoge, prachtige bomen, die grenst aan de Maas, die er aan de andere kant langs stroomt. Die is diep en breed genoeg om de grootste schepen te kunnen herbergen. De Rotterdamse koopman geniet ervan om vanuit de ramen van zijn woonkamer zijn rijk beladen schepen uit de verste uithoeken van de wereld te zien aankomen. Aan de overkant van het water, op de andere oever, kun je weelderige weilanden met prachtige grazende koeien zien. Landhuizen, tuinen, lanen: de charme van een mooie Nederlandse streek. Over het algemeen kun je zeggen dat de omgeving van Rotterdam tot de aangenaamste van het land behoort.

In Rotterdam wordt er zo mogelijk nog beter schoongemaakt dan in Amsterdam, al is het hier, in tegenstelling tot Amsterdam, niet nodig om voortdurend te wassen en te schrobben vanwege de vieze luchtjes van de grachten. In onze niet zo bijzondere herberg, de Maréchal de Turenne, die naar verluidt de beste van de stad is, werden we een keer laat in de nacht wakker van een enorm lawaai. Het leek wel een zware regenbui. We konden het water tegen de ramen horen kletteren, alsof ze dreigden te breken. Geschrokken sprongen we uit bed. De hele herberg was verlicht, er klonken veel stemmen die zachtjes met elkaar spraken.

Het volgende wat we dachten was dat er plotseling brand was uitgebroken. Dit werd bevestigd toen we mensen met grote brandspuiten rondom grote emmers water op de binnenplaats zagen staan. Uiteindelijk kwamen we erachter dat deze brandspuiten alleen werden gebruikt om het stof van het huis en de ramen te wassen. Een operatie die elke zaterdagavond in de hele stad plaatsvindt. Dit was gewoon een zaterdag. Half lachend, half boos probeerden we weer in slaap te vallen en besloten de herbergier te vertellen dat het een goed idee zou zijn om vreemdelingen, die niet bekend zijn met deze gewoonte, er van tevoren over in te lichten, want de eerste schrik was niet gering geweest.

Rotterdammers worden gekenmerkt door een hang naar stille religieuze passie. In ieder geval zijn er hier veel bloeiende Broedergemeenten van de zogenaamde Stillen, die nog elke dag nieuwe leden krijgen, zelfs uit de hoger opgeleide klassen. In het huis van een zeer rijke, gerespecteerde koopman, waar we met een groot gezelschap lunchten, zagen we een jonge vrouw die we er nog niet eerder hadden gezien. Ze was heel eenvoudig gekleed, zonder enige sieraden of opsmuk. Ze was meer vermomd dan bedekt, met een klein, strak mutsje en een grote, eenvoudige sjaal. Ook de snit van de jurk was erg ouderwets, iets wat elegante Rotterdamse vrouwen al jaren niet meer droegen. In eerste instantie dachten we dat ze een huishoudster was, maar dit werd weersproken door het grote respect waarmee ze door iedereen werd bejegend. Tot onze verbazing bleek zij de oudste dochter van het huis te zijn, de zus van de jonge meisjes die, gekleed volgens de laatste Franse mode, naast haar zaten te lachen en grappen maakten.

Zij was de gelukkigste en elegantste van allemaal en hield van muziek, dans en allerlei sociale bezigheden, totdat ze op een dag thuiskwam van een preek van een predikant die bekendstond om zijn vroomheid. Ze was totaal van gedachten veranderd. Vanaf dat moment trok ze haar modieuze kleren uit, kleedde zich zoals ze nu deed, deed afstand van alle genoegens waartoe haar jeugd, status, rijkdom en aangename figuur haar het recht gaven, verscheen nog maar zelden in de sociale kring die vaak bij haar ouders thuis bijeenkwam, en alleen voor het middageten, leefde een rustig leven en kende geen ander plezier dan vrome devoties en de gebedsuren van de gemeente waartoe ze inmiddels behoorde. Dit verhaal maakte haar zo vreemd dat we haar nog beter observeerden. Haar hele wezen leek kalm en sereen, in stille berusting, er was geen spoor van verdriet op haar gezicht te vinden, maar ook geen vreugde. Geen enkel voorstel van haar familieleden kon haar ook maar een moment doen wankelen. Wij kregen de verzekering dat zij zeker niet de enige was die op deze manier verstoken was van een vreugdevol sociaal leven. Rotterdam zou nog veel meer voorbeelden kunnen laten zien van dergelijke snelle veranderingen in geest en leven. Het zijn meestal de gelukkigste en mooiste meisjes die als eersten in de ban raken van deze vrome illusie, en niets kan hen daarvan weerhouden.

Voordat we Rotterdam verlaten, moeten we nog even terugdenken aan een heel mooi amateurconcert dat we bijwoonden in een prachtige, fraai verlichte zaal, die speciaal daarvoor op basis van abonnementen was gebouwd. Vrijwel alle instrumenten werden bespeeld door amateurs, van wie sommigen zich door hun spel en vaardigheid duidelijk onderscheidden. Wij vonden vooral een aantal zangers, zowel mannelijke als vrouwelijke, erg goed. Zo hoor je ze zelden bij amateurs. Er had zich een grote kring van luisteraars verzameld, en zowel de stille deelname van de passieve luisteraars als de artistieke bijdragen van de actieve leden van het gezelschap, bewezen ons dat deze amusante kunst hier met ware liefde wordt beoefend.

Vervolg van de reis naar Calais

De reis van Rotterdam naar Bergen op Zoom, die we dankzij de gunstige wind in één dag aflegden, was meer een tocht over water dan over land.

Eerst moesten we met de pont over de Maas, vlakbij Rotterdam. Dat duurde een uur. Niet veel later stroomde de Oude Maas op ons pad. Omdat deze niet zo breed is als de nieuwe, waren we er in een half uurtje overheen. We reden nog een tijdje op vier wielen verder, tot we bij een soort golf kwamen die het Diep werd genoemd. Hier werden onze koets en onze bagage met veel moeite op een klein schip gehesen, dat ze een Valk noemden. Minstens 50 jongens uit het dorp volgden ze met luid gejuich. Verbaasd over het grote aantal bemanningsleden vroegen we de schipper wat dit te beteken had. Hij antwoordde ons heel vriendelijk dat het jongemannen uit de buurt waren die van de gelegenheid gebruik maakten om zich te vermaken. Wij konden daar geen bezwaar tegen maken, omdat verder niemand er aandacht aan schonk. Daarom besloten we de reis te beginnen in dit lawaaiige gezelschap.

Nergens ter wereld is men nieuwgieriger, of beter gezegd kijklustiger, dan de gewone mensen in Holland. Waar we ook aankwamen, zelfs in de grote steden, verzamelde zich meteen een grote groep omstanders rond onze wagen. Ze staarden er roerloos naar, alsof ze zoiets nog nooit hadden gezien. Bij de veerboten, waar we zelf uit moesten stappen en een deel van onze spullen uit de wagen moesten laten halen, kwamen we bijna in de verdrukking door nieuwsgierige omstanders.

Normaal gesproken duurt het drie uur om het  Diep over te steken, maar deze keer deden we er anderhalf uur over en gingen we aan land bij het kleine fort van Willemstad. In 1795 werd dit fort zestien dagen lang gebombardeerd, maar het gaf zich nog steeds niet over. Na Willemsstad moesten we nog twee keer op de veerboot stappen en uiteindelijk kwamen we klokslag negen uur aan bij Bergen op Zoom, net toen de poorten sloten.

Daar stonden we dan, voor de afgesloten stad. Onze postiljon was afgestapt en verdwenen, en we begonnen te vrezen dat zich een herhaling zou voordoen van de scène in Deventer. Gelukkig had hij een ander idee dan de zoon van de burgemeester van Almelo en kon hij op eigen wijze een Nederlands genie worden genoemd. Na een goed kwartier kwam hij in alle glorie terug van zijn geheime onderhandelingen, liep naar de koets en verzekerde ons dat de poorten niet voor vreemden zouden worden geopend als ze eenmaal gesloten waren. Maar voor hem, omdat hij onze postiljon was, zou de magistraat dit keer een uitzondering maken. We lachten en wachtten geduldig, want dat was wel nodig. Na een goed half uur rammelden de sloten en grendels, kraakten de ophaalbruggen en reden we triomfantelijk door de poorten van Bergen op Zoom, waar ons om onze paspoorten werd gevraagd. Maar toen we die in het donker niet zo snel konden vinden namen ze het voor elf stuivers voor lief.

In een goede herberg, bij het felle haardvuur, vergaten we al snel de ontberingen die we de die dag op het land en op zee hadden doorstaan. De volgende ochtend vertrokken we heel vroeg en kwamen nog voor het midden van de ochtend aan in Antwerpen.

—-


Arthur Schopenhauer

Reisdagboek uit de jaren 1803-1804

1803

Zondag, 8 mei

Met de grootste haast vervolgden we onze weg, om zo snel mogelijk uit het zicht van het treurige Westfalen te komen. Vandaag zijn we de Nederlandse grens overgestoken en meteen veranderde het uitzicht. De verlaten heidevelden verdwenen en maakten plaats voor velden bedekt met dik, hoog graan. We zagen geen vieze hutten meer en schuren gemaakt van leem. Uit de stijlvol beschilderde huizen, met onvermoeibare ijver gebouwd, en uit elke heg en elk hek straalt de beroemde Hollandse netheid. We lunchten in Almelo en hoopten ‘s avonds Deventer te bereiken. Maar daar gaan de poorten om tien uur ’s avonds dicht en om drie uur ’s nachts weer open. Ondanks beloften van fooien, smeken en vermaningen, spoorde de postiljon de paarden niet aan en om tien uur waren we in een klein dorpje op anderhalve kilometer afstand van Deventer.

We moesten besluiten om hier drie uur te blijven en om één uur te vertrekken, zodat we bij Deventer zouden zijn als de poort openging. Daarom stopten we bij een kleine, armzalige herberg. Toen wij binnenkwamen, zaten er in de gang aan verschillende tafeltjes boeren te eten, koffie te drinken en rustig met elkaar te praten. Er werd niet gezongen en gejuicht, of geruzied en gevloekt, zoals ’s avonds in andere dorpscafés, maar ze zaten als acht Nederlandse boeren bij elkaar en dronken koffie. Het hele tafereel was precies zoals je dat vaak op Nederlandse prenten ziet.

We werden naar een kamer gebracht die zwak verlicht werd door een olielamp bij de open haard. We dronken thee en om de verveling te verdrijven haalde ik mijn fluit uit de koets, en bracht de hele nacht door met muziek maken en het beschrijven van ons lot in mijn dagboek. We waren er nog geen uur toen plotseling de acht boeren onze kamer binnenkwamen. Ze kleedden zich zonder omhaal uit, klommen in de drie bedden die er stonden en vielen vredig in slaap op de klanken van mijn fluit. Later deden ze uit dankbaarheid met mij mee en begonnen te snurken. Wij vertrokken hier om één uur.

Maandag 9 mei

We kwamen vanochtend om half vier in Deventer aan, vroegen meteen om paarden, maar kregen die pas om zes uur. Het was erg koud, er woei een vreselijke storm en ons pad leidde over een zwarte heide die zo uit Westfalen leek te komen. Gelukkig heb ik een deel van deze onaangename dag doorgeslapen. We kwamen om zes uur ’s avonds in Amersfoort aan, waar we verbleven in een enorme herberg. Vroeger was het een klooster geweest, waarvan de gewelfde hallen en gangen, de dikke deuren en tralievensters, de oude schilderijen en meubels, oude koperen kroonluchters en dergelijke het onmiskenbare bewijs waren. Hier kwamen we bij het knapperende haardvuur bij van de vermoeidheid van een slapeloze nacht en een stormachtige dag. Wij troffen hier in de Nederlandse krant het nieuws aan van het vertrek van de Engelse en Franse ambassadeurs, het duidelijkste teken van oorlog, die onze plannen om naar Frankrijk te gaan volledig in de war zou schoppen. Maar de volgende dag zagen we in Amsterdam dat dit nieuws gedeeltelijk was ingetrokken.

Dinsdag 10 mei

Vanmiddag kwamen we in Amsterdam aan, via een mooi pad langs kanalen door een prachtig landschap. Wij kregen meteen bezoek van de heer Schlenter, die vorig jaar bij ons in Hamburg was geweest.

Woensdag 11 mei

Vanmorgen reden we door de stad. Amsterdam overtrof mijn verwachtingen ruimschoots. De straten zijn erg breed en daarom is de drukte hier niet zo onaangenaam als in de grote handelssteden. Ook zie je hier weinig rijtuigen – maar de zogenaamde ‘lussen’ zijn voor vreemden heel opvallend. Dat zijn rijtuigen zonder wielen, die rusten op twee gebogen stukken hout, nel als sleeën, en langzaam worden voortgetrokken door een paard. In de meeste straten ligt in het midden een mooie brede gracht, aan beide kanten beplant met bomen met vaak ook een brede laan. De stad heeft een heel vrolijke uitstraling: door de brede straten, de vele bomen, veel grote pleinen die overal te vinden zijn, en vooral de grote netheid die hier overal heerst. De huizen zien er niet modern uit maar wel nieuw, omdat ze allemaal nog puntgevels hebben in de oude stijl. Maar ze lijken altijd nieuw omdat ze altijd schoongemaakt zijn en vaak opnieuw bekleed en geverfd, net als alles wat je hier ziet.

We gingen naar een van de mooiste winkels met Oost-Indisch porselein. Daar troffen we een zeer gevarieerd aanbod aan van Chinese spullen. Eigenlijk was ik hierheen gekomen om een ​​Chinese pagode te kopen, maar ik kon er geen vinden die leek op wat ik zocht, namelijk de kleine, zittende, groteske figuren met dikke hoofden en vriendelijk grijnzende gezichten – waar je zelfs op chagrijnige momenten om moet lachen, wanneer ze je met zo’n vriendelijke glimlach toeknikken. Ik heb hier veel prachtige afgodsbeelden gezien, grote, mooie figuren in zijden jurken, met veel expressie, maar niet de pagodes die ik zocht.

‘s Middags bezochten we het stadhuis. Het is een prachtig, imposant gebouw, helemaal van gehouwen stenen, ongeveer tweehonderd jaar geleden gebouwd. Het is heel smaakvol en eenvoudig, groot en majestueus. Het voldoet helemaal aan het concept van een huis waar de wetten van deze vreemde republiek worden uitgevaardigd. Ik stond vol bewondering in de grote marmeren hal. Ik werd duizelig bij de aanblik van het hoge gewelf en de muren en pilaren die het ondersteunden. En ik dacht met hoeveel moeite dit grote, massieve gebouw, dat de tand des tijds lijkt te trotseren met zijn dikke muren en pilaren, op de moerassige grond werd ondersteund. Ik was verbaasd over de grote zaal waarin de stem zo wegsterft dat je de woorden van degene die naast je staat nauwelijks meer kunt horen. En ik zag met welke inspanningen op de hoge marmeren muren elke kleine decoratie, die in talloze herhalingen verloren gaat of in de onmetelijke hoogte verdwijnt, was uitgewerkt en hoe na veel moeizaam werk het perfecte geheel werd gecreëerd. De aanblik daarvan is zo subliem dat men met stille verbazing naar het grote werk kijkt.

Het stadhuis herbergt ook een grote schat aan schilderijen. De grootste Hollandse meesters hebben zich hier vereeuwigd en in alle kamers hangen de mooiste kunstwerken. [6]

Vanuit het stadhuis gingen we naar het badhuis, een café waar we thee dronken.

Donderdag 12 mei

Vanmorgen bezochten we Felix Meritis, een particuliere instelling gericht op kunst en wetenschap. Er is niet veel bijzonders te vinden: verschillende collegezalen voor wiskunde en de diverse takken daarvan, voor scheikunde, anatomie, een verzameling wiskundige instrumenten, een prachtige concertzaal, afgietsels van de beroemdste antieken, enz. Maar wat vooral interessant is, is het uitzicht vanaf het dak. Daar kijk je uit over heel Amsterdam.

In de middag bezochten we de zeevaartschool. Dit is een instelling waar jongeren, zelfs uit gegoede gezinnen, het zeemanschap leren. Ze leven, eten en slapen als zeelieden op zee. Je leert er alle vaardigheden die nodig zijn om een ​​zeeman te zijn. Op de werf staat een groot schip waar ze leren manoeuvreren. In een speciale kamer hangt een prachtig, levensgroot portret van admiraal Van der Zaan. Hij neemt afscheid van zijn vrouw en wijst naar de verre vloot waarheen zijn plicht hem roept. Beide figuren hebben een veelzeggende uitdrukking. Naast het schilderij liggen de symbolen van zijn levensverhaal: zijn zwaard, zijn beker, de erekettingen die hij droeg en tot slot de kogel die dit alles voor hem nutteloos maakte.

’s Avonds zijn we naar de Franse komedie geweest, maar die was heel matig.

Vrijdag 13 mei

Deze ochtend bezochten we het schilderijenkabinet van de heer De Smeth. Het bevat een aanzienlijke selectie schilderijen, waaronder diverse werken van Rembrandt, Teniers, Potter, De Hoop en anderen. Van hieruit gingen we naar de heer Laurin, die vroeger in Hamburg woonde, die ons meenam naar het kabinet van de heer De Winter, waar we een nog grotere verzameling schilderijen aantroffen als bij de heer De Smeth.

De Joden, die hier veel vrijheid genieten, hebben twee synagogen: een Duitse en een Portugese. Ik heb vanmiddag de Portugese bezocht. Het is een heel groot gebouw. De kerk zat zo vol dat je nauwelijks kon bewegen. Ik was niet bang dat ik om de religieuze gewoonten van de Joden in lachen zou uitbarsten. Ik dacht dat de plechtigheid van de dienst mij daarvoor zou beschermen. Maar ik had het mis: alleen al door de angst om de Joden te irriteren, die mijn gezichtsuitdrukking nauwlettend in de gaten hielden, kon ik een serieus gezicht blijven opzetten. Er was geen spoor van devotie te bekennen in de gehele gemeente. Terwijl de rabbijn met opgeheven hoofd en wijd opengesperde mond een lange monoloog uitsprak, zat de hele gemeente te kletsen alsof ze op een graanbeurs waren. Zodra de rabbijn klaar was zongen ze allemaal hetzelfde vers uit de Hebreeuwse boeken en sloten af ​​met een lange reeks woorden, waarbij twee kleine jongens die naast mij stonden me bijna van mijn stuk brachten, door hun hoofd op te tillen tijdens de verzen en aldoor tegen mij leken te schreeuwen, wat mij een paar keer bang maakte. Ik denk dat de Joden zulke grote monden hebben door dit gezang.

Die avond aten we bij meneer Schluiter. Een zekere meneer Versteek was er met zijn dochter. Hij had een map met tekeningen meegenomen om ons te vermaken, maar er zaten zoveel tekeningen tussen van Rubens en Van Dijk dat ze bijna onmogelijk ALLEMAAL echt konden zijn.

Zaterdag 14 mei

Vanmorgen zijn we met meneer en mevrouw Schluiter naar Haarlem geweest. We keken rond in de omgeving, liepen door een hele mooie tuin die te koop was en bezochten een teler om de beroemde Nederlandse bloemen te bekijken. Maar de grote tulpen- en hyacintenvelden waren al bijna helemaal uitgebloeid, zodat we er nauwelijks iets van zagen. ’s Avonds reden we terug naar Amsterdam.

Zondag 15 mei

Vanmorgen bezochten we het kabinet van de heer Muilman. Het bevat ook een groot aantal zeer mooie schilderijen. Vooral veel familieportretten, waarvan er zelfs twee van Rembrandt waren.

Vanmiddag waren we uitgenodigd in de tuin van de heer Meynts. Omdat hier helemaal geen Nederlands werd gesproken voelde ik mij behoorlijk beschaamd. De zoon en de neef van meneer Meynts zouden mij vermaken, maar ons gesprek werd onderbroken door enorm lange stiltes.

Vanavond waren we bij meneer Condêre. We kwamen pas rond tien uur bij elkaar. De heer Godeffroy uit Hamburg was er ook met zijn gezin en tot mijn grote vreugde werd er de hele avond alleen maar Frans gesproken.

Maandag 16 mei

De heer Laurin haalde ons vanmorgen op om ons naar Broek te brengen. We stapten eerst nog uit bij de bloemenmarkt. Ik was verbaasd over de eindeloze hoeveelheid en verscheidenheid aan bloemen die je hier elke maandag kunt vinden. Vandaaruit reisden we deels over het kanaal en deels over land naar Broek. Broek is slechts een dorp, maar wel een van de vreemdste ter wereld. Het lijkt erg op hoe men zich een Chinees dorp voorstelt. Het wordt doorkruist en omringd door smalle kanalen en bestaat uit een kronkelende straat. Het is alleen bijzonder omdat het schoon en kleurrijk is: maar het is zo proper en kleurrijk dat iemand die het niet heeft gezien zich er niets bij voor kan stellen. De volledig houten huizen zijn van boven tot onder beschilderd en verguld. Voor elk huis ligt een buxustuin met de vormen van apen, hazen en herten, of bedekt met schelpen en koraal. Deze kleine tuintjes worden omheind door de leukste, kleurrijkste paaltjes. De straten zijn symmetrisch geplaveid met klinkers. Paarden zijn er helemaal niet toegestaan, omdat ze het hele dorp vuil zouden maken.

De inwoners van Broek zijn veelal steenrijke mensen die zich hier in kloosterlijke eenzaamheid hebben teruggetrokken, omdat ze niet wisten wat ze met hun geld moesten doen. Ze zijn zo verlegen dat je nauwelijks iemand op straat of bij de ramen ziet. [7] We waren voor de lunch terug in Amsterdam en aten bij mevrouw Dupper, de weduwe van de onlangs overleden zakenpartner van de heer Schluiter.

Dinsdag 17 mei

De volgende ochtend vertrokken we uit Amsterdam met het idee om in Hellevoetsluis in te schepen, omdat we er niet op rekenden dat we Calais vóór het uitbreken van de oorlog zouden bereiken. We kwamen om 7 uur aan in Den Haag, maar de mensen daar geloofden niet dat de oorlog zo dichtbij was. We gingen naar de komedie en zagen de laatste akte van een Nederlands toneelstuk in versvorm, en het begin van een kleine opera. Hoewel ik maar af en toe een paar zinnen begreep, vond ik de Nederlandse komedie niet zo belachelijk als men doorgaans denkt. Wij maakten kennis met een zekere meneer Ries, die bij ons in een loge zat en buitengewoon beleefd leek.

Woensdag 18 mei

Toen we de volgende ochtend vertrokken, ontmoetten we dezelfde heer Ries, die als lid van de Staten van Holland aanbood ons het stadhuis te laten zien. Hij bracht ons erheen. Het is een heel mooi gebouw. We zagen een prachtige hal waar de raad vergadert, een andere waar het Corps legislativ bijeenkomt en waar de algemene vrede werd gesloten, de bibliotheek en diverse andere prachtige kamers. Vandaar reden we naar Bosch, een voormalig lusthof van de stadhouder. In het paleis bevindt zich alleen een groot aantal merkwaardige schilderijen, voornamelijk portretten van beroemde Nederlandse admiralen en generaals, en nog enkele andere zeer goede schilderijen. Ze toonden ons onder andere ook het zwaard van admiraal De Ruyter, zijn wandelstok en dergelijke. Een deel van het paleis is nu een herberg. De portretten van de stadhouder en zijn gezin hangen niet meer bij de andere. Die hangen stiekem in de kamer van de bediende die ons rondleidde. De tuin is heel eenvoudig in de Engelse stijl.

Vanmiddag zijn we naar Rotterdam gegaan. Onze gastheer daar was een politicus, hij had van heinde en verre berichten gekregen dat het niet meer mogelijk was om Calais te bereiken, en gaf ons daarom zijn onnodige advies om in Hellevoetsluis in te schepen, in welk geval we nog vier dagen bij hem moesten blijven. Omdat wij wel begrepen dat de politiek van deze raad alleen maar gericht was op het verlengen van ons aangename verblijf, legden wij hem uit dat wij de volgende ochtend toch vroeg zouden vertrekken. En toen de herbergier de volgende morgen opstond, had hij al het nieuws dat de oorlog nog helemaal niet zo zeker was.

Donderdag 19 mei

De volgende ochtend vertrokken we uit Rotterdam, staken de Maas over en kwamen ’s avonds aan in Bergen op Zoom.

Vrijdag 20 mei

We vertrokken vanmorgen vroeg uit Bergen op Zoom en waren rond lunchtijd in Antwerpen, nadat we bij de Franse grens waren gecontroleerd.

—-

Harwich

Dinsdag 8 november

Nadat we de hele ochtend verveeld en ongeduldig hadden gewacht op een goede wind, kwam de schipper ‘s middags eindelijk met de mededeling dat de wind goed was en gingen we diezelfde avond om 19.00 uur aan boord.

Donderdag 10 november

Na een zeer onaangename, ja zelfs stormachtige overtocht van veertig uur kwamen we vanmiddag om 12 uur uitgeput en half ziek aan in Maassluis. Gedurende de hele overtocht, van ontwaken tot bedtijd, heb ik in bed doorgebracht zonder iets te eten of te drinken en was ik aldoor ziek. Ik kan er alleen maar met afschuw aan terugdenken. Toch was deze overtocht lang niet zo moeilijk als die bij Calais, omdat we hier een eigen schip hadden en ieder een eigen bed. We bleven alleen in Maassluis om te ontbijten en reden daarna meteen door naar Rotterdam, dat slechts vijf kilometer verderop ligt.

Vrijdag 11 november

We waren allemaal nog steeds zo moe en een beetje zeeziek dat we de uitnodiging van de heren Suirmond, [8] aan wie wij een aanbevelingsbrief hadden, moesten afwijzen. Ik heb echter met meneer Schwalbe een wandeling door de stad gemaakt. De stille straten en kleine ouderwetse huisjes leken mij nu heel vreemd, omdat ik uit Londen kwam. De stad is overigens erg mooi, de straten worden doorkruist door grachten, net als in Amsterdam, waar deze stad veel overeenkomsten mee heeft. Wel is het een stuk kleiner en zijn de straten niet zo breed, schoon en vrolijk.

Zaterdag 12 november

Vanmiddag waren we bij meneer Suirmond. Het valt op hoe buitengewoon beleefd de mensen hier zijn tegenover hun vrienden. We hadden al veel gehoord over de prettige sfeer die er in Rotterdam heerst, en het viel ons des te meer op omdat we lange tijd niet anders dan stijve en saaie Engels dinners hadden meegemaakt. De heer De Free, die we hier ontmoetten, nam ons na het diner mee naar een amateurconcert dat hier elke week wordt gegeven. Het was veruit het meest perfecte dat ik ooit in zijn soort heb gehoord. De zaal, die er speciaal voor is gebouwd, is groot, heel hoog en akoestisch. Het orkest was zeer talrijk en compleet: en iedereen die iets ten gehore bracht bood iets volmaakts en moois.

Zondag 13 november

Wij waren vanavond bij de heer Van der Kin en werden buitengewoon vriendelijk ontvangen.

Maandag 14 november

Vanmiddag waren we bij de broer van de heer Suirmond, bij wie we zaterdag ook waren geweest.

Dinsdag 15 november

Omdat het vandaag voor het eerst sinds onze komst in Rotterdam mooi weer was, heb ik door een groot deel van de stad gewandeld. Rotterdam is niet zo groot als ik dacht, de straten zijn breed en zien er bijna allemaal hetzelfde uit, de meeste huizen zijn klein. Ik heb de effectenbeurs gezien. Die is ruim, heel eenvoudig en smaakvol gebouwd. Die avond waren we bij de heer Van der Pot, die we hadden ontmoet bij de heer Van der Kin.

Woensdag 16 november

Vanmorgen vertrokken we uit Rotterdam en tegen de avond kwamen we aan in Gorkum, over een heel goede weg, deels geplaveid met klinkers. Maar onderweg hadden we ook wat tegenslag. Voor een klein dorp brak een veer van onze wagen, die we moesten vastbinden, tot groot vermaak van enkele Nederlandse boeren die onmiddellijk als nutteloze toeschouwers kwamen opdagen. En toen we in Gorkum aankwamen reed onze postiljon zo onstuimig over de jaarmarkt, die helaas op onze route lag, dat hij op uiterst onhandige wijze het glas van de wagen tegen een speelgoedkraam kapot sloeg.

Donderdag 17 november

Vanmorgen heb ik in alle vroegte een wandeling gemaakt door het stadje Gorkum. Het is niet zo klein, maar wel slecht gebouwd. De grote bezienswaardigheid was voor mij de oude gotische kerk, waar mijn over-overgrootvader van moederskant predikant was. We vertrokken om 9 uur. De weg was zo slecht dat de paarden moeite hadden om de wagen uit de modder te tillen. We maakten dus slechts één tussenstop, waarbij we vier keer het water over moesten, en kwamen tegen de avond in Breda aan.

Vrijdag 18 november

Vanmorgen om half negen vertrokken we uit Breda. De weg was erbarmelijk. We staken de Franse grens over, waar men ons vrij vriendelijk controleerde, en kwamen om vijf uur in Antwerpen aan.

…..

Herbergen:  
AmersfoortDas blaue Haus(zeer goed)
AmsterdamWapen van Amsterdam(zeer goed)
Den HaagDoelen(matig)
Rotterdam (1e keer)Schippershuis(slecht)
Bergen op Zooma la Cour de Hollande(matig)
  
Rotterdam (2e keer)Marechal de Turenne(slecht)
GorcumDoelen(redelijk goed)
BredaPrinz Cardinal(redelijk  goed)

Over de auteurs:

Johanna Schopenhauer (9-7-1766 – 17-4-1838)

Johanna Schopenhauer, geboren in Danzig, trouwde met een koopman. Vijf jaar na de geboorte van hun zoon Arthur verhuisden ze naar Hamburg. In 1803 kwam het gezin op doorreis door Nederland. Johanna werd later schrijfster van romans, reisverslagen en studies over kunstenaars. Ze had ook een literaire salon.

Johanna Schopenhauer, Reise durch England und Schottland. Leipzig, 1818.
Ook verschenen in: Sämmtliche Schriften, Leipzig, 1830.
Vertaalde tekst: Band XV, blz. 7 – 86.

Arthur Schopenhauer (22-2-1788 – 21-9-1860)

Arthur Schopenhauer groeide op in een koopmansfamilie met deels Nederlandse wortels (“Mijn vader, Heinrich Floris, sprak nog heel goed Hollands,” schrijft hij in een brief uit 1857, “Ik echter in het geheel niet.”). Zijn ouders namen hem op vijftienjarige leeftijd mee op een reis door Europa, om hem kennis te laten maken met andere talen en culturen. Arthur werd later beroemd als filosoof.

Arthur Schopenhauer, Reisetagebücher aus den Jahren 1803-1804. Leipzig, 1923.
Later verschenen als: Die Reisetagebücher von Arthur Schopenhauer. Herausgegeben von Ludger Lutkehaus. Zurich, 1988.
Vertaalde tekst: blz. 49 t/m 57 en 87-89.



[1] Delicate porseleinen spuugbakjes die op tafel worden gezet bij het roken van tabak.

[2] Zo klonk de naam in ieder geval voor ons, uitgesproken door Nederlandse lippen met een Nederlands accent, wat voor buitenlanders altijd erg moeilijk te verstaan ​​is.

[3] Door een ontploffing van een schip geladen met buskruit, in het centrum van Leiden op 12 januari 1807, werd een deel van de stad verwoest en vielen er veel dodelijke slachtoffers (red.).

[4] In het jaar van de reis, 1803, verklaarde Engeland de oorlog aan Frankrijk. De oorlog van Napoleon tegen een bondgenootschap van geallieerde legers begon in 1805 (red.).

[5] De toen 24-jarige Rotterdamse actrice Anna Maria Kamphuijzen-Snoek (red.).

[6] Bijzonder opmerkelijk zijn enkele meesterwerken van Rembrandt en Van der Helst. Het zijn grote historische schilderijen met levensgrote figuren. Alle schoonheden die zo bewonderd worden in de Hollandse meesters zijn in deze schilderijen verenigd. Ze bezitten in de hoogste mate die menselijke expressie, die levendigheid van de figuren, die vurige kleuren en karakteristieke mengeling van schaduw en licht, waarin de Nederlanders de Italianen overtreffen.

[7] Omdat de bewoners allemaal zo verlegen zijn, mocht je niet proberen er iemand te bezoeken. Om toch een ​​huis van binnen te bekijken gingen we naar het weeshuis. De properheid die daar heerst overtreft alle verbeelding. Het is een armenhuis dat door middel van schoonmaken is veranderd in een paleis. Waarschijnlijk gaat men nergens ter wereld zo ver wat hygiëne betreft als in Broek: het gaat VEEL te ver, want hier staat het comfort in de weg. Maar het zou wel wenselijk zijn als er overal evenveel properheid was als in de gewone Nederlandse dorpen. Want het vuil in de hutten van de armen in andere landen, lijkt mij het meest beklagenswaardige aspect van armoede. Zonder reinheid is er geen plezier.

[8] In Rotterdam woonden diverse kooplieden met de naam Zuurmond. (red.)