‘Het leven heeft geen betekenis … het individu geeft het betekenis.’
Francisco Sionil José schreef al vanaf zijn vroege jeugd. Als romanschrijver was hij een van de meest productieve en meest gelezen auteurs van de Filipijnen, in het Engels en in vele vertalingen. Op 6 januari 2022 overleed hij op 97-jarige leeftijd. Hij schreef nog steeds columns, waarin hij zijn mening gaf over actuele zaken en herinneringen ophaalde over zijn werk en zijn leven.
Deze korte schets van zijn leven en werk kan natuurlijk nooit compleet zijn …
Jeugd
Francisco Sionil José werd geboren op 3 december 1924 in een familie die uit Ilocos was vertrokken naar het kleine dorpje Cabugawan bij de stad Rosales, in de Filipijnse provincie Pangasinan. Overal rond het dorp waren rijstvelden. Ze woonden in een boerenhuis met een dak van gras, muren van bladeren van de buripalm en bamboe palen en vloeren.
Net als zoveel anderen was zijn familie uit Ilocos gevlucht om meer vruchtbare grond te vinden om te bewerken en meer vrijheid van de Spaanse kolonisator. Hij gebruikte deze familiegeschiedenis en zijn geboorteplaats Cabugawan als begin van de roman Dusk (Po-on).
De Filipijnen waren bezet door de Amerikanen sinds de Spanjaarden in 1898 uit het land waren verdreven. Maar eerst moesten de Amerikanen opnieuw een wrede oorlog voeren, tegen het leger van de Eerste Filipijnse Republiek die door de Filipino’s was opgericht, in de verwachting dat de Amerikanen hun onafhankelijkheid zouden steunen.
De vader van F. Sionil José, Antonio José, was een Aglipayan predikant. Terwijl zijn moeder, Sofia Sionil, hard werkte als naaister en ook voedsel verkocht op de markt. Toen ze zag dat Francisco graag las, leende ze boeken van de huizen van vooraanstaande mensen in de stad. Hij hield vooral van klassieke romans zoals Cervantes Don Quichot, maar ook van de boeken van José Rizal.
‘Ze viel me nooit echt lastig wanneer ik aan het lezen was, niet alleen boeken, maar zelfs pagina’s van oude kranten gebruikt om gedroogde vis in te verpakken. Op een avond las ik de Noli en toen ik bij het gedeelte kwam waar de priester de broers Crispin en Basilio beschuldigde van stelen, was ik zo boos dat ik begon te huilen. Ik herinner me dat mijn moeder stopte met naaien om te vragen wat me aan het huilen maakte. Ik wees naar het boek. Ik herinner me niet dat ze iets zei. Ze keek me alleen maar aan met haar glanzende ogen en ging toen weer verder met naaien.’
(Memories of my mother)
Als kleine jongen ging Francisco naar de basisschool van Rosales, waar hij op de laatste dag van de 8e klas voor de gelegenheid een paar zelfgemaakte klompen droeg. Twee maanden later verliet hij zijn geboorteplaats, 13 jaar oud, om de trein naar Manilla te nemen.
‘Literatuur had me al op jonge leeftijd geboeid, maar in het dorp waar ik ben geboren waren er voor mij zo weinig boeken. Wat me nog het meest verheugde bij het verlaten van mijn barrio om in 1938 te gaan studeren aan de Far Eastern University High School in Manila, was dat er zoveel boeken waren, niet alleen in de FEU-bibliotheek, maar ook in de National Library, die toen in de kelder van het National Museum was gevestigd.’
(A visit to Arguilla Country: literature as patriotism)
Tijdens zijn middelbare schooltijd woonde hij bij zijn oom.
‘Ik was dertien toen ik voor het eerst naar Manila kwam in 1938, en mijn herinneringen aan de stad, die toen minder dan een miljoen inwoners had, zijn nog steeds springlevend. Vanaf het Bonifacio Monument tot Antipolo Street waren allemaal rijstvelden. Dimasalang en España waren bezaaid met velden met kangkong. De hele weg van het welkomstmonument in Quezon City tot aan Diliman was één cogon-wildernis. Makati was het einde van de wereld, met weinig rijstvelden en uitgestrekte grasvelden.
‘Ik woonde bij mijn oom en zijn gezin in een kleine accessoria in Requesens bij Bambang en ik liep elke dag naar de Far Eastern University High School, waar nu de Isetann Mall is, op de hoek van Quezon Avenue en Recto.’
(Can Manila live again)
Op 8 december 1941, meteen na de aanval op Pearl Harbor, viel het Japanse leger de Filipijnen binnen. Generaal MacArthur kon nog wegkomen uit Manila, maar de meeste Amerikaanse en Filipijnse strijdkrachten moesten zich overgeven aan de Japanners en werden gedwongen mee te lopen in de dodenmars van Bataan.
MacArthur kwam in oktober 1944 terug om de Filippijnen te bevrijden, maar de oorlog duurde nog tot 2 september 1945, toen Japan zich overgaf.
En tot slot, op 4 juli 1946, verleenden de VS onafhankelijkheid aan de Filipijnen.
Tijdens de Japanse bezetting was er honger in Manila. Gedurende de oorlog in 1945 werkte Sionil José, na het afronden van de middelbare school, voor het US Army Medical Corps in het noorden van Luzon. Na de bevrijding studeerde hij aan de Universiteit van Santo Tomas. Dezelfde universiteit waar José Rizal in de jaren 1870 geneeskunde studeerde. En Sionil José zou ook een studie medicijnen hebben gedaan als hij niet voor een examen chemie was gezakt; waarna hij koos om ‘liberal arts’ te studeren, terwijl hij naast zijn studie baantjes had.
Zijn eerste banen
Op de universiteit schreef en publiceerde hij al korte verhalen voor de universiteitskrant Varsitarian, en later als lid van de redactie van het katholieke weekblad Commonweal, in 1947 en 1948.
Maar uiteindelijk maakte hij zijn studie niet af en stopte. Later schreef hij hierover:
‘Ik ben een dropout, maar toch heb ik een undergraduate en een graduate cursus cultuur verzorgd. Nu heb ik vijf eredoctoraten, van de Foundation University in Dumaguete, de University of Pangasinan in Dagupan, de Far Eastern University, De La Salle en de University of the Philippines.’
(Before the curtain falls)
Met zijn schrijfervaring vond hij in 1948-49 een baan als assistent-redacteur bij de United States Information Service (USIS), die was gevestigd in de Amerikaanse ambassade in Manila.
In juli 1949 trouwde Sionil José met zijn vrouw Teresita en in de loop der jaren kregen ze zeven kinderen.
Van 1949 tot in de jaren 50 werkte hij als redacteur voor de Manila Times. Een van zijn collega’s was de jonge Benigno ‘Ninoy’ Aquino Jr. Met Aquino had hij discussies over de revolutie die nodig was om veranderingen voor het land teweeg te brengen. Ze maakten na de oorlog deel uit van de optimistische, ambitieuze jonge generatie.
‘Hoewel ik toen begin twintig was, had ik al ideeën over hoe ons land zou moeten zijn. Veel van die gedachten waren het gevolg van de Tweede Wereldoorlog, waarin mijn generatie vroegtijdig volwassen werd. Uit die oerervaring van honger, angst en barbaarsheid groeide deze impuls om het nietige, onbelangrijke ‘zelf’ te overstijgen en de gemeenschap te omarmen. Dat ongelijksoortige volk van een natie, mogelijk verenigd en bewegend als één geheel, niet alleen om sterk te zijn zodat het zich kan verdedigen, maar vooral zodat het een rechtvaardige samenleving kan opbouwen die bestand is tegen de wisselvalligheden van de onmenselijkheid van de mensen onderling.
‘Hoewel hij veel jonger was dan ik, deelde Ninoy dit ideaal dat alleen kan worden bereikt door revolutie. Veel mensen wisten het niet – maar hij geloofde erin.’
(Ninoy’s unstated legacy)
Benigno Aquino zou later een rol spelen in de geschiedenis van de Filipijnen.
Terwijl F. Sionil José voor de Manila Times werkte, begon hij serieus te schrijven aan literair werk. Naast het werken aan een roman schreef hij een reeks korte verhalen die in een tijdschrift werden gepubliceerd.
De serie ‘The Chief Mourner’ verscheen in Women’s Weekly van mei tot juli 1953.
Een andere reeks korte verhalen verscheen in hetzelfde tijdschrift onder de titel ‘The Balete Tree’, van maart 1954 tot juli 1956. Deze verhalen vormden later de basis voor de roman Tree, als tweede deel van de Rosales Saga.
Nadat hij zijn baan bij de Manila Times had opgezegd reisde F. Sionil José de hele wereld over. Hij kreeg een fellowship in Washington in de Verenigde Staten, als beurs van het State Department.
‘Toen ik 30 jaar oud was werd ik uitgenodigd om zes maanden naar Amerika te gaan, waar ik kon gaan waar ik maar wilde en iedereen kon ontmoeten die ik wilde zien. Ik genoot een vorstelijke vergoeding van 12 dollar per dag, waarvan ik de helft opspaarde zodat ik via Europa en Zuidoost-Azië naar huis kon reizen.’
(Before the curtain falls)
Een van zijn eerste bestemmingen in Europa was Parijs.
In 1958 was Sionil José de oprichter van het PEN Philippine Center, waarvan hij nationaal secretaris werd.
Het jaar daarna trad hij toe tot het Congress for Cultural Freedom in Parijs, waar hij veel Franse schrijvers ontmoette. En in 1960 ontving hij fellowships van de Asian and Pacific Council.
‘In 1961 werd ik hoofdredacteur van het regionale Asia Magazine in Hongkong en verhuisde mijn familie daarheen. De sloppenwijken die tot aan de top reikten werden afgebroken en er kwam hoogbouw met appartementen voor in de plaats. We huurden een oud huis in Kowloon-tong. Onze buurvrouw was een actrice van de Peking Opera en we zagen haar vaak repeteren in haar tuin.’
(Memories of Hong Kong)
Terug in Manila werd hij in 1962 docent aan de Arellano University.
In datzelfde jaar publiceerde hij de roman The Pretenders, die het vierde deel van de Rosales Saga werd. Deze serie van vijf romans beschrijft honderd jaar Filipijnse geschiedenis, van de Spaanse kolonisatie tot aan het Marcos-tijdperk, aan de hand van vijf generaties van een familie.
In The Pretenders studeert Antonio Samson af aan de universiteit van Harvard, maar wordt thuis in Manila gekoppeld aan de dochter van zijn werkgever. Uit schaamte dat hij niet kan trouwen met zijn ware liefde Emy, met wie hij een onwettige zoon heeft, maakt hij een einde aan zijn leven.
De jaren daarna werkte Sionil José in het buitenland, in Sri Lanka, als voorlichter voor het Colombo Plan Bureau in Ceylon.
Schrijver, uitgever en boekverkoper
Na bijna tien jaar reizen kwam hij in 1964 terug naar Manila en richtte de boekwinkel Solidarity op, die nog steeds open is in de straat Padre Faura in de wijk Ermita. Het wordt vaak ‘de beste kleine boekwinkel van Azië’ genoemd.
Hij zag veel armoede in Manilla en hij richtte een organisatie op om jonge schoolverlaters in de sloppenwijken van Tondo te helpen, met een boekbinderij om banen te bieden.
Over armoede en klassenbewustzijn schreef hij:
‘Ons grootste probleem is niet de fysieke armoede van de armen, maar de armoede van geest onder de zeer rijken, die uiteindelijk, door hun hebzucht en ongevoeligheid, de echte aanstichters van de armoede zijn.’
(The Plebeian Mind)
In 1965 werd Ferdinand Marcos gekozen tot president van de Filipijnen en hij begon met projecten voor industrialisatie en infrastructuur.
De daaropvolgende jaren waren ook heel productief voor Sionil José. Hij begon zijn eigen uitgeverij, de Solidaridad Publishing House. Een van de eerste publicaties was Equinox I: an anthology of new writing from the Philippines, waarvan hij de samensteller was.
Een jaar later begon hij het Solidarity Magazine: Current Affairs, Ideas and the Arts, waarvan hij zowel de uitgever en redacteur was.
Hij was ook redacteur van de Asia PEN Anthology, die in 1966 in New York verscheen.
En 1967 was net zo’n bewogen jaar. Hij was oprichter en manager van de Solidaridad Galleries, die tien jaar lang in Manila zou bestaan.
Hij ontving een beurs van de British Council en bezocht de Sovjet-Unie tijdens de 50e verjaardag van de bolsjewistische revolutie. In een blog herinnert hij zich:
‘De Russen waren de eersten die mijn werk vertaalden en ik heb het gevoel dat ik meer lezers heb in de voormalige Sovjet-Unie dan in mijn eigen land. Ik was voor de 50e verjaardag van de Russische revolutie in 1967, en reisde niet alleen in Rusland, maar ook naar de Oost-Europese hoofdsteden. Ik herinner me mijn ontbijt in het beroemde National Hotel op het Rode Plein, aromatische thee, vers gebakken zwart brood, verse boter en net zoveel kaviaar als ik erop kon smeren.’
(Before the curtain falls)
Zijn volgende publicatie was de bundel The God Stealer and Other Stories, gepubliceerd in 1968.
Behalve docent aan de University of the East graduate school in Manila, was hij ook correspondent van het in Londen gevestigde The Economist, in 1968 en 1969.
In een heel andere rol werd hij consultant bij het Filipijnse Department of Agrarian Reform.
De politieke omstandigheden in de Filipijnen veranderden toen president Marcos in 1972 de staat van beleg afkondigde, die bijna tien jaar zou duren. De redenen waren de ‘communistische dreiging’, studentenprotesten en ‘rebellie’ in verschillende delen van het land. Officieel was het ‘om de republiek te redden’ en ‘om de maatschappij te hervormen’. Veel politici en journalisten werden gearresteerd, onder wie Benigno ‘Ninoy’ Aquino Jr., die toen senator was.
De publicatie van enkele van Sionil Josés romans in de Rosales Saga werd verboden.
‘Toen Marcos in 1972 de staat van beleg afkondigde, mocht ik niet reizen. Ik verloor mijn tijdschrift Solidarity, vanwege de censuur verloor ik mijn inkomsten als uitgever en ik werd ook lastiggevallen met gefingeerde rechtszaken. Maar ik mag niet te veel klagen. Mijn lijden was onbeduidend vergeleken met degenen die gevangen werden genomen, gemarteld en vermoord.’
(It is difficult to love this country …)
‘Gedurende al die jaren stond de intellectuele vrijheid onder druk, voelden schrijvers die zich niet naar Marcos schikten zich geïsoleerd en weerloos. Het was een tijd waarin we troost zochten, niet alleen bij elkaar, maar ook bij die collega’s in het buitenland die onze vlucht begrepen en met ons sympathiseerden.
…
‘Nu hoor ik jonge mensen zeggen dat Marcos de beste president is die we ooit hebben gehad, dat de staat van beleg vrede en welvaart voor het land heeft gebracht. Het kan hun vergeven worden dat ze deze dingen zeggen, want ze hebben Marcos, Imelda en hun ellendelingen nooit ervaren. Ze waren geen getuige van het gevangen nemen, martelen en doden van duizenden mensen.’
(History, remembrance …)
In die jaren ontving hij de Outstanding Thomasian Alumnus Award van de University of Santo Tomas.
Maar in 1976 kreeg hij zijn paspoort terug en een van de reizen die hij maakte was naar Duitsland, waar hij de reizen van José Rizal in dat land volgde.
‘Ik heb zoveel geleerd van die reis. Rizal – zijn leven en wat hij heeft geschreven – heeft een grote invloed op me gehad. Die reis bevestigde wat ik altijd had verondersteld: dat het de Duitse ervaring was die de intellectuele groei van Rizal voortstuwde.’
(History, remembrance …)
De Rosales Saga
In datzelfde jaar verbleef hij een maand lang in een klein hotel in Parijs, waar hij in één creatieve sprint zijn roman Mass schreef, de vijfde en laatste roman van de Rosales Saga. Mass was de roman waarbij hij het meeste plezier had bij het schrijven, ook vanwege Parijs. Parijs, waar José Rizal zo vaak was geweest, om te wandelen, studeren, schrijven en om zijn landgenoten te bezoeken die daar woonden. Onlangs schreef Sionil José hierover in een column:
‘Ik hoop dat een Filipijnse geleerde zal nagaan wat die invloed was op Rizal en zijn generatiegenoten, de gebroeders Luna en zoveel andere Filipino’s die in die tijd in Frankrijk woonden. Ze raakten bekend met anarchistische ideeën, met de impressionistische beweging in de kunst. Het was geen toeval dat tijdens dat chique diner om de geboorte van de Malolos Republic te vieren, het menu Frans was.’
(Remembering Paris …)
In 1978 publiceerde Sionil José de roman Tree, met als ondertitel Love and death in a small Filipino town en het tweede deel van de Rosales Saga (Manila, Solidaridad, 1978).
In Tree beschrijft de kleinzoon van Don Jacinto, de rebelse landeigenaar en ilustrado van de roman Po-on, de boerenopstand tegen het koloniale agrarische systeem.
Een jaar later werd Tree gevolgd door de publicatie van My Brother, My Executioner (Manila, 1979), deel drie van de Rosales Saga.
Luis Asperri, de onwettige zoon van de landeigenaar, erft het landgoed. Zijn halfbroer waarschuwt hem dat de boerenopstandelingen de elite van landeigenaren omver zullen werpen.
En in hetzelfde jaar publiceerde Sionil José de roman die hij in Parijs schreef, Mass: a Filipino novel (Solidaridad Publishing House; Manila, 1979). Dit is het vijfde en laatste deel van de Rosales Saga.
Mass beschrijft het leven in de jaren ‘70, tijdens en na de staat van beleg. Pepe Samson, de onwettige zoon van Antonio en Emy (van de roman The Pretenders), is een studentenleider die zich uiteindelijk aansluit bij de guerrilla’s in de bergen.
In 1979 ontving hij ook de City of Manila award en de Rockefeller Foundation Bellagio award. Over deze laatste beurs schreef hij dat hij mocht logeren in het Bellagio Conference Center, vlakbij het Comomeer in Italië, waar hij het eerste concept van Dusk (Po-on) schreef.
En een jaar later, in 1980, ontving hij de prestigieuze Ramon Magsaysay Memorial Award.
Het bestuur dat deze prijs heeft toegekend:
‘… erkent zijn intellectuele moed en zijn zorg voor en aanmoediging van Aziatische en andere schrijvers en kunstenaars, voor veel van wie zijn boekwinkel Solidaridad een cultureel mekka is.’
(Ramon Magsaysay Award)
Een bundel met zijn verhalen werd gepubliceerd in Hongkong: Waywaya and Other Short Stories from the Philippines (Heinemann, 1980).
Voor zijn roman Mass ontving hij in 1981 de Grote Prijs van de Don Carlos Palanca Memorial Award. Een prijs die hij eerder had gekregen voor zijn publicaties The God Stealer (1959), Waywaya (1978), A Scenario for Filipino Renaissance (1979), en voor Arbol de Fuego (Firetree, 1979).
Een andere prijs in 1981 was de fellowship van het East-West Centre (Honolulu).
Maar 1981 was ook het jaar waarin een einde kwam aan de staat van beleg in de Filipijnen. Bij de presidentsverkiezingen die later dat jaar werden gehouden, mocht de belangrijkste oppositieleider, Benigno Aquino, niet meedoen. Ferdinand Marcos won de verkiezingen.
In dat jaar kwam F. Sionil José naar Nederland, waar hij was uitgenodigd om te spreken en een forum bij te wonen tijdens het ‘Derde spreker congres’, een driedaags evenement in Amsterdam over literatuur in de derde wereld.
Een paar quotes uit zijn speech:
‘Nog meer hoop ik dat ik de gevoelens en verlangens vertolk van degenen, die net als ik uit de onderste laag komen, en hoewel ik mijzelf niet zie als hun stem of hun vertegenwoordiger, hoop ik, dat ik voor hen tenminste datgene verwoord heb, dat zij in hun zwijgzaamheid, onbetekenendheid en leed niet kunnen uiten’. …
‘Ik weet maar al te goed hoe nutteloos woorden zijn en hoe ontoereikend mijn antwoorden op de noden van deze tijd. Ik heb sommige personages in mijn verhalen en romans benijd – zij hebben met ontembare moed en zonder compromissen hebben gehandeld, terwijl ik tracht goed te praten dat ik mijn overtuiging niet kan uitdragen. En mijn overtuiging is: dat voor mijn land de revolutie niet alleen mogelijk of onvermijdelijk is, maar dat deze vooral gerechtvaardigd is.’ …
‘ … het is mijn oprechte hoop dat ik ergens op onze 7000 onwetende eilanden mijn gedachten aan een andere jongen nalaat, zodat hij als hij is opgegroeid misschien niet zijn dorp zal verlaten, zoals ik heb gedaan.’
(uit: Literatuur in de Derde Wereld. Een verslag van de Derde Spreker Driedaagse; NOVIB, Den Haag.)
Een foto van F. Sionil José verscheen met een verslag van het symposium in het dagblad Trouw (2 oktober 1981):

De roman The Pretenders was al in het Nederlands verschenen met de titel Maskerade (Bussum, Wereldvenster / Novib, 1980). In 1982 volgde de vertaling van de roman Mass, de eerste vertaling die van deze roman werd gepubliceerd, als Mis in Manila (Amsterdam, Wereldvenster).
En onlangs, in 2020, is de Nederlandse vertaling van Dusk (Po-on) verschenen als Schemering.
Nieuwe publicaties van F. Sionil José met novellen en verhalen waren Two Filipino Women in 1982 (Manila, New Day) en Platinum: ten Filipino stories in 1983 (Manila, Solidaridad).
In hetzelfde jaar ontving hij de fellowship van het International House of Japan.
Maar 1983 zal worden herinnerd als het jaar waarin Benigno ‘Ninoy’ Aquino Jr. werd neergeschoten op de luchthaven van Manila, toen hij terugkeerde uit zijn ballingschap in de Verenigde Staten. Na een aantal politiek gezien tumultueuze jaren kondigde Marcos in 1986 nieuwe presidentsverkiezingen aan, waarin de echtgenote van Aquino, Corazon Aquino, zijn belangrijkste tegenstander was. Beide kandidaten claimden na de verkiezingen de overwinning, maar na de ‘People Power Revolution’ of ‘EDSA Revolution’ moest Marcos het land verlaten.
In die jaren, van 1984 tot 1986, was Sionil José hoogleraar aan de De La Salle University in Manilla.
Maar hij bleef ook schrijven en redigeren en in 1984 voltooide hij de Rosales Saga met de laatste publicatie, maar chronologisch gezien het eerste boek in de serie: Po-on (Manila, Solidaridad, 1984).
Volgens Sionil José kostte deze roman de meeste tijd om te schrijven, meer dan drie decennia, vanwege historisch onderzoek naar Apolonario Mabini en de slag om de Tirad Pass tussen de soldaten van de Filipijnse republiek en het Amerikaanse leger.
De hoofdpersoon in Po-on, Eustaquio Samson, is de grootvader van Antonio Samson uit de eerdere roman The Pretenders.
Later verscheen Po-on met de nieuwe titel Dusk voor de internationale markt. En in 2020 verscheen Dusk in het Nederlands als Schemering.
In zijn interessante blog ‘Notes from a aborted Autobiography’ merkt Sionil José op:
‘Mijn grootvader was net als veel van de Ilokanos aan het begin van de 19e eeuw analfabeet. Hij was naar dit deel van Pangasinan gemigreerd met de bedoeling zich te vestigen in de Cagayan-vallei, waar de naar land hongerende Ilokanos de kans kregen hun eigen boerderij te bezitten. Dat hele verleden wordt gedetailleerder behandeld in Po-on, wat ‘het begin’ betekent of basisstam van een boom – de eerste roman in termen van chronologie van de vijf romans van de Rosales Saga.’
(Notes …)
Onlangs schreef hij over zijn inspiratie voor de Rosales Saga:
‘Hier is wat achtergrond van de vijfdelige reeks die ik ernaar vernoemde. In mijn late tienerjaren en toen ik begin twintig was schreef ik korte verhalen met mijn jeugd als belangrijk thema – de jongensjaren die ik had doorgebracht in een dorp van de stad Rosales. Ik had tegen die tijd de romans van Rizal gelezen en My Antonia van Willa Cather, over jongens in een klein stadje in Nebraska. Toen ik tijdens de bevrijding in het Amerikaanse leger zat las ik Steinbecks Salinas-romans en Faulkners Yoknapatawpha reeks. Vooral The Wayward Bus van Steinbeck was erg leerzaam. Met deze voorbeelden in gedachten heb ik de chronologische volgorde van de reeks zo geordend dat hij honderd jaar van onze geschiedenis portretteert en dramatiseert.’
(Everyone is relative)
De jaren daarna waren er nog meer reizen naar het buitenland.
In 1987 was hij writer-in-residence aan de National University of Singapore. Een jaar later ging hij als gast onderzoeker naar Japan, bij het Centre for Southeast Asian Studies van de Kyoto University.
En in hetzelfde jaar 1988 ontving hij de Outstanding Fulbrighters award voor literatuur.
Maar hij was ook productief met het schrijven en redigeren van enkele van zijn beste publicaties: de beroemde roman Ermita (Manila, Solidaridad, 1988), de dichtbundel Questions (Manila, Solidaridad, 1988) en de bundel Olvidon and Other Stories (Manila, Solidaridad, 1988).
Geen pensioen
Voor zijn verzamelde literaire werk ontving hij in 1989 de Cultural Center of the Philippines award.
Dat betekende zeker niet dat hij op 65-jarige leeftijd met pensioen ging …
Integendeel, de lijst met publicaties van de volgende 30 jaar gaat door, jaar na jaar. Over het schrijven schreef hij in een van zijn blogs:
‘De eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid van de schrijver is aan hemzelf en zijn kunst – een zware last voor iedereen om te dragen, simpelweg omdat het leven niet eenvoudig een kwestie is van zwart en wit, van goed en kwaad. Daartussenin bevindt zich een enorm grijs gebied – een limbo, een onbekend gebied waarin we leven. We zijn allemaal belast met interne tegenstellingen waarmee we moeten leren leven als we ze niet kunnen oplossen. Het conflict is bijvoorbeeld niet tussen goed en kwaad, maar tussen geloof en actie.
…
‘Er wordt mij vaak gevraagd om mijn autobiografie te schrijven, of een roman met een happy end in tegenstelling tot wat ik al heb geschreven, romans met een ongelukkig einde. Schrijvers schrijven vanuit hun eigen leven.’
(The moral obligation of writers)
In 1991 publiceerde hij Gagamba (The Spiderman) (Manila, Solidaridad), dat een ‘meditatie over de zin van het leven…’ wordt genoemd.
In 1992 verscheen het boek Three Filipino Women (novellen) in New York bij Random House.
En in 1993 publiceerde hij de roman Viajero (Traveler) (Manila, Solidaridad). In Viajero, dat geen deel uitmaakt van de Rosales Saga, komen wel enkele van de personages uit deze boeken terug.
Over deze roman schreef Sionil José:
‘In Viajero is het de uiteindelijke acceptatie van de revolutie en het daarmee gepaard gaande geweld door Salvador dela Raza die hem van zijn oude zelf bevrijdt. Hij beschrijft deze overgang als een beslissing die hem heeft bevrijd. Zijn zoektocht doet hem het comfortabele leven in San Francisco ontvluchten, inruil voor de hardvochtige onzekerheden van het leven, lesgeven en misschien sterven op een berg.
…
‘Mijn plan was om dit couplet van T. S. Eliots Four Quartets als proloog van Viajero te gebruiken … Het viel me op door de krachtige resonantie, de diepgang, maar ik koos toch voor Rizals ‘Song of the Wanderer’. Het is niet alleen relevanter, het is ook geschreven door een man wiens geschriften mij het meest hebben beïnvloed.’
(Journeys & ‘Viajero’)
Sin is de titel van zijn volgende roman (Manila, Solidaridad, 1994), gepubliceerd als Sins in de Amerikaanse editie (New York, Random House, 1996).
In Sins denkt de captain of industry Don Carlos op zijn sterfbed na over zijn leven.
De roman Po-on verscheen in 1998 met de nieuwe titel Dusk en een inleiding door de auteur (New York, Modern Library). Hetzelfde bedrijf publiceerde deel twee en drie van de Rosales Saga (Tree en My Brother, My Executioner) in één boek als Don Vincente: A Novel in Two Parts.
In hetzelfde jaar verscheen een selectie van zijn essays, met de titel In Search of the Word: Selected Essays of F. Sionil José (Manila, de la Salle University Press, 1998).
In 2001 werd F. Sionil José in de Filipijnen beloond met de titel National Artist for Literature.
Datzelfde jaar publiceerde hij de roman Ben Singkol, die later werd gevolgd door:
The molave and the orchid and other children’s stories (Manila, Solidaridad, 2004);
This I believe: gleanings from a life in literature; essays (Manila, Solidaridad, 2006);
Vibora! – a novel (Manila, Solidaridad, 2007);
Sherds, a novel (Manila, Solidaridad, 2007);
Muse and Balikbayan: two plays (2008); en
The Feet of Juan Bacnang (2011).
In 2014 ontving F. Sionil José de Franse titel Officier dans l’ordre des Arts et Lettres.
Tot kort voor zijn overlijden – op 6 januari 2022 – konden we zijn gedachten en schrijven volgen in zijn blogs en de columns onder de titel ‘Hindsight’ die hij schrijft voor de krant Philstar.com.
Enkele voorbeelden van zijn militante blogs:
Over de jeugd en de toekomst:
‘Binnenkort word ik 90 – in alle opzichten een oude man, met zoveel ‘achteraf gezien’ – wat de laagste vorm van wijsheid is, om te kunnen begrijpen waarom we arm blijven, waarom er zoveel onrecht is dat deze natie teistert en waarom de rijkdom door zo weinigen wordt begeerd. En meer dan ooit houd ik vast aan deze overtuiging, dat onze verlossing niet in handen is van onze zeer rijken, maar van onze zeer armen – dat het in hun macht is om deze ongelijkheden uit te bannen, als ze zich kunnen verenigen en beseffen dat zij, met hun honger, de bevelen geven.
‘Maar ze hebben de heel jonge mensen – jou – nodig om hen te helpen en hen te leiden, net als die andere jonge leiders hebben gedaan – Bonifacio, Mabini, del Pilar in 1896. En vooral zoals die grootste Filipijnse schrijver, José Rizal.’
(The moral obligation of writers)
Over revolutie:
‘Revolutie is vaak een langdurig proces en je hebt het misschien niet eens in de gaten tot het overal om je heen explodeert. Hier ben ik, 94 jaar oud, en ik vraag me nog steeds af waarom de revolutie nog niet heeft plaatsgevonden, terwijl zo velen van ons de noodzaak ervan, de onvermijdelijkheid zelfs, al lang hebben aanvaard.’
(Letter to a young revolutionary)
Een van zijn laatste, over de corona-virus crisis:
‘Het is ook de plicht van deze gigantische farmaceutische bedrijven om medicijnen te produceren die beschikbaar zijn voor de allerarmsten; en tot slot en het allerbelangrijkste: we moeten de politieke orde hervormen en een regering instellen – misschien wel erg duur – die kan voorzien in de sociale behoeften van onze mensen. Het kapitalisme moet misschien weg, als het dodelijkste virus. Het kapitalisme beschermt de rijken en verdoemt de armen.’
(Folk Medicine …)
Tot slot, uit zijn blog ‘Before the curtain falls’:
‘Mijn leven was geen rijk leven, maar het was veel, veel beter dan de sleur waar ik uit kwam. Ik heb heel hard gewerkt om dat te bereiken en hoopte ook dat ik stem zou kunnen geven aan dat waar zoveel van mijn landgenoten naar hadden gestreefd. Met wat ik heb geschreven, hoop ik dat sommigen zichzelf nu beter zullen begrijpen, zodat ze ook met zichzelf kunnen leven. Ik hoop dat ik ook wat licht heb gebracht in de zwartste hoeken van hun geest, hun hart, hun eigen huis, en dat ik ze ook geheugen heb gegeven, zodat ze het zich zullen herinneren.
‘Voordat het gordijn valt, ik heb altijd het vermoeden gehad dat Iemand daarboven me aardig vindt, me zo lang heeft laten leven, me een metgezel heeft geschonken die me in de donkerste nacht heeft bijgestaan, mijn zonden heeft vergeven, me heeft gekoesterd en tegen me heeft gezeurd zodat ik in staat zou zijn om te schrijven en jullie allemaal een beetje van mezelf te geven. Mijn vrouw – ze heeft zichzelf helemaal aan mij gegeven.’
(Before the curtain falls)
—
De blogs van F. Sionil José zijn te lezen op: www.philstar.com/opinon (zoek Sionil Jose).